Uitspraak
1.[appellant 1] ,
[appellant 1],
[appellant 2],
[appellanten],
1.[geïntimeerde 1] ,
[geïntimeerde 1],
2. [geïntimeerde 2] ,
[geïntimeerde 2],
3. [geïntimeerde 3] ,
[geïntimeerde 3],
4. [geïntimeerde 4] ,
[geïntimeerde 4],
[geïntimeerde 5], in staat van faillissement,
6. [geïntimeerde 6] ,
[geïntimeerde 6],
7. [geïntimeerde 7] ,
[geïntimeerde 7],
8. [geïntimeerde 8] ,
[geïntimeerde 8],
[geïntimeerden],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
20 september 2005 is [appellant 1] op vordering van [geïntimeerde 2] en de CV veroordeeld om op straffe van een dwangsom volledige medewerking te verlenen aan de overdracht van de rechten ten aanzien van de goederen van de vennootschap aan de opvolgende beherende vennoot en voorts zodanige stukken te tekenen en zonodige andere handelingen te verrichten als noodzakelijk of wenselijk mochten zijn in verband met de vervanging door de opvolgende beherende vennoot.
Bepaald dat aan het in de vennotenvergadering van 12 september 2005 genomen besluit tot onmiddellijke beëindiging van de overeenkomst met [appellant 1] als beherend vennoot alsook de benoeming van [geïntimeerde 2] i.o. tot beherend vennoot van de CV geen effect toekomt totdat daarover bij arbitrale uitspraak[lees: bindend advies]
zal zijn beslist".
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.Faillissement [geïntimeerde 6] en [geïntimeerde 5]
6.De bespreking van de grieven
grief 1.1.komen [appellanten] op tegen het oordeel van de rechtbank (in r.o. 4.4) dat, samengevat, de enkele omstandigheid dat [geïntimeerde 8] en [geïntimeerde 7] namens de participantencommissie bij brief van 27 juli 2005 naar de mede participanten hebben uitgesproken dat zij van mening zijn dat [appellant 1] in strijd met artikel 8 lid 2 sub f en sub g van de CV-akte (te weten onbehoorlijke taakvervulling, respectievelijk tegenstrijdig belang) heeft gehandeld onvoldoende is om te kunnen oordelen dat zij onrechtmatig hebben gehandeld.
grief 1.2betogen [appellanten] dat zij geen smaad aan hun vorderingen ten grondslag hebben gelegd.
grief 2benadrukken [appellanten] dat uit het bindend advies volgt dat de in de brief van
grief 3.1betogen [appellanten] dat het ontslag van [appellant 1] de weg vrijmaakte voor zelfverrijking. Volgens
grief 3.2blijkt die zelfverrijking uit de gestelde feiten.
grief 5houdt in dat er daarnaast ook andere onzakelijke transacties waren.
grief 9klagen [appellanten] dat geïntimeerden een rapport van Deloitte hebben achtergehouden.
NJ1995, 288, Poot/ABP. Terecht heeft de rechtbank in haar incidenteel vonnis overwogen dat dit verweer, waar [appellanten] in hun antwoordconclusie in het incident op in zijn gegaan, in de hoofdzaak dient te worden beoordeeld. In haar eindvonnis is de rechtbank echter niet op dit aspect ingegaan. Alvorens (zo nodig) inhoudelijk op de grieven in te gaan, zal het hof daar thans aandacht aan schenken.
jegens de CVimpliceren en die naar [appellanten] hebben gesteld tot een verslechtering van de vermogenspositie van de CV hebben geleid. Daarmee is sprake van vorderingen die door de vereffenaar van de CV dienen te worden ingesteld, waarbij het hof echter verwijst naar wat onder 6.3 is overwogen.
Grief 10mist naast genoemde grieven zelfstandige betekenis en faalt derhalve evenzeer.
7.De slotsom
8.De beslissing
dinsdag 6 oktober 2015.