Uitspraak
[appellante],
SFT,
1.Het geding in eerste aanleg
31 mei 2013 en 20 september 2013 van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden (hierna: de kantonrechter).
- het vonnis (…) van 20 september 2013 (…) te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, SFT alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen, althans haar vorderingen alsnog af te wijzen
- SFT te veroordelen tot terugbetaling aan Taxi [appellante] van hetgeen op grond van het beroepen vonnis reeds is voldaan, te vermeerderen met wettelijke rente;
- met veroordeling van SFT in de kosten van beide instanties."
vermindering van eis) (…) tot naleving van de CAO Taxivervoer en de CAO SFT en meer precies tot overlegging van de stukken zoals gespecificeerd in de brief van eiseres van 30 juli 2012, met betrekking tot de pensioenopgave, met inachtneming van en zodra de rechter vonnis heeft gewezen die in kracht van gewijsde is gegaan, in het lopende pensioengeschil tussen [appellante] en het bedrijfstakpensioenfonds vervoer;
2.De feiten
“Wij vragen u hierin de afspraak te bevestigen of een alternatieve keuze te maken”,aldus deze brief.
1.
Inhouding/afdracht pensioenpremie
In het geval van de heer [X] (…..)
In het geval van de heer [Y] (…..)
4.De beoordeling van het geschil in eerste aanleg en aanduiding van de grieven
grief 4. Volgens de kantonrechter is gesteld noch gebleken dat [appellante] voor alle werknemers is nagegaan of de juiste inhoudingen hebben plaatsgevonden, en heeft SFT genoegzaam toegelicht welke stukken zij nog wenst te ontvangen. Voor de door [appellante] verlangde toelichting op de berekeningssystematiek is geen grond nu niet is gebleken dat partijen daarover van mening verschillen. Voorts is geen sprake van uitbreiding van het onderzoek. Tegen deze overwegingen richt [appellante] haar
grieven 2 en 3 alsmede 5 en 6.
grieven 7, 8 en 9, terwijl SFT met
grief 1 in incidenteel appelopkomt tegen de matiging. Voorts bestrijdt SFT met
grief 2 in incidenteel appelde afwijzing van wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten. Met
grief 1van [appellante] wordt de kantonrechter verweten voorbij te zijn gegaan aan de voorgeschreven werkwijze van SFT. De
grieven 10 en 11keren zich tegen de toewijzing van buitengerechtelijke kosten en de veroordeling van [appellante] in de proceskosten.
5.De omvang van het appel
6.De beoordeling van de grieven
20 april 2012 nog steeds belang had. De kantonrechter overweegt dat het begrijpelijk is dat SFT [appellante] daarin tegemoet wilde komen en wijst op de brief van een dag eerder (zie onder 3.10) waarin ook de voorwaarde staat van nog over te leggen stukken. Uit de onder 3.13 weergegeven brief van SFT van 1 mei 2012 volgt dat [appellante] daar niet voldoende aan heeft voldaan, en daarom was het beweerde vertrouwen van [appellante] niet gerechtvaardigd, aldus de kantonrechter.
allein de controleperiode werkzame personen met gegevens over o.a. duur en omvang van hun dienstverband, inschaling en brutoloon, en onder meer de arbeidstijd- en verlofregistratie, loonspecificaties, betalingsbewijzen, verzamelloonstaten en pensioennota’s, waaronder correctienota’s.
28 maart 2012 (bedoeld zal zijn: de onder 3.6 vermelde brief van 29 maart 2012 –
hof)heeft geschreven en anders dan de kantonrechter als vaststaand aanneemt, wel degelijk bij alle werknemers heeft onderzocht of de juiste pensioenpremie is ingehouden, opgegeven en afgedragen. Daarbij bleek dat zij over 2010 ten onrechte uitging van de (lagere) franchise van 2009. Dat was niet van invloed op de afdracht aan het pensioenfonds, dat immers zelf de premies berekent met de juiste franchise op basis van de loongegevens, maar leidde wel tot (licht) te hoge, doorberekende, werknemerspremie. Dat is gecorrigeerd, aldus [appellante] .
alleandere werknemers uit 2010 moeten verschaffen. Dat hij dat al op 30 december 2011 heeft gedaan, zoals [appellante] voor het eerst in hoger beroep in zijn toelichting op grief 6 en onder bijvoeging van die brief als productie 4 beweert, is blijkens de inhoud van die productie niet juist.
allewerknemers vanaf 1 januari 2010, welke periode binnen de controleperiode valt zoals vermeld in de brief waarmee het onderzoek werd aangekondigd. Ook onjuist is grief 5 voor zover [appellante] daarin de kantonrechter ervan beticht waarde te hechten aan de enkele opvatting van SFT dat [appellante] te weinig stukken zou hebben ingebracht. De hiervoor genoemde constateringen van het hof logenstraffen dat alleen SFT te corrigeren onjuistheden zag.
7.De beslissing
roldatum 27 oktober 2015, waarna dag en uur van de comparitie (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;