In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden aanhangig was, ging het om een hoger beroep na een prejudicieel arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) met betrekking tot consumentenbescherming en de non-conformiteit van goederen. De zaak betreft een geschil tussen een appellante, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.P.H. Sanders, en de besloten vennootschap Autobedrijf Hazet Ochten B.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. M.W. van Ochten. De appellante had een auto gekocht van Hazet en stelde dat deze niet voldeed aan de overeenkomst, wat leidde tot een geschil over de rechten van de consument onder Richtlijn 1999/44/EG.
Het hof verwees naar eerdere arresten en de vragen die aan het HvJ EU waren gesteld over de verplichtingen van de nationale rechter om ambtshalve te onderzoeken of de koper als consument kan worden aangemerkt. Het HvJ EU had in zijn arrest van 4 juni 2015 bevestigd dat de nationale rechter deze verplichting heeft, ook als de koper zich niet op die hoedanigheid beroept. Het hof stelde ook vragen over de bewijsvoering en de rol van de consument in het geval van non-conformiteit van goederen.
De zaak werd verder behandeld met het oog op een comparitie van partijen, waarbij het hof partijen de gelegenheid gaf om zich uit te laten over de gevolgen van het arrest van het HvJ EU en om bewijs te leveren met betrekking tot de gestelde schade en de omstandigheden van de overeenkomst. Het hof besloot de zaak naar de rol te verwijzen voor het opgeven van verhinderdata voor de comparitie, waarbij partijen in persoon met hun advocaten moesten verschijnen. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 21 juli 2015.