ECLI:NL:GHARL:2015:5051

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 juli 2015
Publicatiedatum
7 juli 2015
Zaaknummer
200.140.550-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de mogelijkheid van pauliana bij verwerping van een nalatenschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij het hof het tussenarrest van 17 maart 2015 heeft voortgezet. De zaak betreft de vraag of de curator de verwerping van een nalatenschap kan vernietigen op basis van de faillissementspauliana, zoals geregeld in de artikelen 42 en 47 van de Faillissementswet. Het hof oordeelt dat de curator niet in staat is om de verwerping van de nalatenschap te vernietigen, en dat de vordering van de appellanten om te verklaren dat de pauliana ongegrond is, voor toewijzing gereed ligt. Het hof heeft de partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunten naar voren te brengen, waarna zij zich achter het voorlopige oordeel van het hof hebben geschaard.

Het hof heeft vervolgens het bestreden vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 17 september 2013 vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof heeft verklaard dat de curator aansprakelijk is voor de kosten van het depot bij Groenewegen Advocaten en Notarissen, en heeft de curator veroordeeld om binnen twee weken na betekening van het arrest toestemming te verlenen voor de storting van een bedrag van € 17.318,30 op een door de appellanten op te geven rekeningnummer. Tevens is er een dwangsom van € 500,- per dag opgelegd voor het geval de curator in gebreke blijft.

De kosten van de procedure zijn eveneens toegewezen aan de zijde van de appellanten, waarbij de kosten in eerste aanleg en hoger beroep zijn gespecificeerd. Het hof heeft het meer of anders gevorderde afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door de eerste kamer van het hof en openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.140.550/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 428003/CV EXPL 13-1276)
arrest van de eerste kamer van 7 juli 2015
in de zaak van

1.[appellant 1],

wonende te [woonplaats],
2. [appellant 2]in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van
[dochter 1] en [dochter 2],
wonende te [woonplaats],
appellanten,
in eerste aanleg: eiseressen,
hierna gezamenlijk te noemen:
[appellanten],
advocaat: mr. H.L. Thiescheffer, kantoorhoudend te Leeuwarden,
tegen
[geïntimeerde]in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
[de vader],
kantoorhoudende te [plaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
de curator,
advocaat: mr. [geïntimeerde], kantoorhoudend te Heerenveen.
Verwezen wordt naar het tussenarrest van 17 maart 2015.

1.Het verdere procesverloop in hoger beroep

1.1
Partijen hebben ieder een akte genomen.
1.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1
In het arrest van 17 maart 2015 heeft het hof ambtshalve als zijn (voorlopig) oordeel uitgesproken dat de vernietiging door de curator van de verwerping van de nalatenschap(pen) door [de vader] op grond van artikel 42 Fw (subsidiair 47 Fw) niet mogelijk is en dat dit meebrengt dat de vordering van [appellanten], om voor recht te verklaren dat de pauliana ongegrond is, voor toewijzing gereed ligt, evenals die tot vrijgave van het depot. Voorts heeft het hof partijen in de gelegenheid gesteld zich hierover uit te laten.
2.2
In hun na het tussenarrest genomen akten hebben partijen zich achter het voorlopig oordeel van het hof geschaard. Het hof maakt dit oordeel thans definitief tot het zijne. Dit brengt mee dat het bestreden vonnis zal worden vernietigd en dat de hierboven bedoelde vorderingen zullen worden toegewezen. De vordering tot afgifte van het depot zal worden versterkt met de gevorderde dwangsom (zij het gemaximeerd tot aan het in het dictum te noemen bedrag). Anders dan de curator heeft aangevoerd, betreft het hier geen veroordeling tot betaling van een geldsom.
2.3
De verder nog ingestelde vordering om voor recht te verklaren dat de curator aansprakelijk is voor de kosten van (naar het hof begrijpt: het depot bij) Groenewegen Advocaten en Notarissen zal eveneens worden toegewezen. In de door de curator afgegeven depotverklaring (productie B15) staat onder 4 vermeld dat het depot rentedragend door de notaris wordt bewaard en dat de administratiekosten ten bedrage van € 75,- per kwartaal in rekening worden gebracht bij uitbetaling van het depot. Naar het hof begrijpt, bedoelen [appellanten] met hun stelling dat de kosten van het depot door toedoen van de curator zijn ontstaan dat de curator de vrijgave van de in depot gelaten gelden ten onrechte heeft geblokkeerd met een beroep op de artikelen 42 en 47 Fw. en dat een redelijke uitleg van zijn depotverklaring meebrengt dat hij de kosten van het depot (ad € 75,- per kwartaal) dient te dragen. Het hof volgt hen in dat standpunt.
2.4
De curator is de in het ongelijk te stellen partij. Het hof ziet in de door de curator in zijn laatste akte aangevoerde omstandigheid dat [appellanten] zich niet hebben beroepen op het bepaalde in artikel 4:190 BW geen aanleiding om, in afwijking van de hoofdregel, hem niet te veroordelen in de kosten van het geding in beide instanties, tot op heden aan de zijde van [appellanten] in eerste aanleg begroot op € 456,71 aan verschotten en overeenkomstig twee punten in tarief II aan geliquideerd salaris van de advocaat en in hoger beroep op € 759,71 aan verschotten en overeenkomstig 1 punt in tarief II aan geliquideerd salaris van de advocaat.
De beslissing
het Gerechtshof:
vernietigt het bestreden vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 17 september 2013 en, opnieuw recht doende:
verklaart voor recht dat het beroep van de curator op de faillissementspauliana ex artikel
42 lid 1 en 47 Fw ongegrond is;
verklaart voor recht dat de curator aansprakelijk is voor de kosten van het depot bij Groenewegen Advocaten en Notarissen;
veroordeelt de curator om binnen twee weken na betekening van dit arrest Groenewegen Advocaten en Notarissen toestemming te verlenen om het bedrag van € 17.318,30 te storten op een door [appellanten] op te geven rekeningnummer, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat de curator hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 20.000,-;
veroordeelt de curator in de kosten van de procedure in beide instanties, tot op heden aan de zijde van [appellanten] in eerste aanleg begroot op € 456,71 aan verschotten en € 904,- aan geliquideerd salaris van de advocaat en in hoger beroep op € 759,71 aan verschotten en € 894,- aan geliquideerd salaris van de advocaat;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mr. L. Janse, mr. I. Tubben en mr. R.A. van der Pol en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag
7 juli 2015.