In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] BV tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin de waarde van een parkeergarage werd vastgesteld door de heffingsambtenaar van de gemeente Ede. De heffingsambtenaar had de waarde van de parkeergarage vastgesteld op € 7.364.000, maar de rechtbank heeft deze waarde verlaagd tot € 6.188.480. De belanghebbende, [X] BV, is het niet eens met deze waardering en stelt dat de waarde van de parkeergarage moet worden vastgesteld op € 3.083.000. De heffingsambtenaar verdedigt de waarde van € 6.188.000, gebaseerd op de gecorrigeerde vervangingswaarde. Tijdens de zitting op 9 juni 2015 zijn beide partijen gehoord, waarbij de belanghebbende zijn standpunt heeft toegelicht en de heffingsambtenaar zijn taxatierapport heeft gepresenteerd. Het Hof oordeelt dat de heffingsambtenaar niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de door hem verdedigde waarde en dat de belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de parkeergarage niet hoger kan zijn dan € 3.083.000. Het Hof vernietigt de uitspraak van de rechtbank en stelt de waarde van de parkeergarage vast op € 3.083.000, met een overeenkomstige vermindering van de aanslagen onroerendezaakbelasting. Tevens wordt de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende.