In deze zaak gaat het om een geschil tussen de Inspecteur van de Belastingdienst en belanghebbende, een autohandelaar, over de oplegging van een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting en een verzuimboete. De naheffingsaanslag is opgelegd voor het tijdvak van 4 november 2009 tot en met 3 november 2010, waarbij belanghebbende een bedrag van € 407 verschuldigd was. Daarnaast is er een verzuimboete van € 407 opgelegd, die 100% van de nageheven belasting bedraagt. De Rechtbank heeft de naheffingsaanslag gehandhaafd, maar de boete verlaagd tot € 118. De Inspecteur ging in hoger beroep, en het Hof Den Bosch heeft de naheffingsaanslag verlaagd tot € 350, maar de boete vernietigd.
De Hoge Raad heeft de zaak vervolgens verwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling. Tijdens de zitting op 28 mei 2015 is vastgesteld dat belanghebbende niet voldeed aan de voorwaarden van de handelaarskentekenregeling, omdat de auto niet correct was voorzien van handelaarskentekenplaten. Belanghebbende voerde aan dat zijn vader op de controledatum de auto naar een wasstraat had gebracht en dat de kentekenplaten door het nat worden van de bumper waren losgeraakt. Het Hof oordeelt dat belanghebbende niet heeft aangetoond dat hij alle redelijke zorg heeft betracht om het verweten feit te voorkomen.
Het Hof concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en dat de verzuimboete van € 407 passend is. Het hoger beroep van de Inspecteur is gegrond, en het incidenteel hoger beroep van belanghebbende faalt. De uitspraak van de Rechtbank wordt vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de boete, en het beroep tegen de boetebeschikking wordt ongegrond verklaard.