Uitspraak
1.[appellant 1],
hierna te noemen:
[appellant 1],
2. [appellant 2],
hierna te noemen:
[appellant 2],
3. [appellant 3],
hierna te noemen:
[appellant 3],
[appellanten 1],
1.Achmea Pensioen- en Levensverzekeringen N.V.,
2. Achmea Schadeverzekeringen N.V.,
3. Achmea Zorgverzekeringen N.V.,
4. Avéro Achmea Zorgverzekeringen N.V.,
Achmea,
1.[appellant 4],
[appellant 4],
2. [appellant 5],
hierna te noemen:
[appellant 5],
hierna te noemen:
[appellant 6],
appellanten in het principaal hoger beroep,
hierna gezamenlijk te noemen:
[appellanten 2],
1.Achmea Pensioen- en Levensverzekeringen N.V.,
2. Achmea Schadeverzekeringen N.V.,
3. Achmea Zorgverzekeringen N.V.,
4. Avéro Achmea Zorgverzekeringen N.V.,
Achmea,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
- een memorie van antwoord in het principaal appel tevens memorie van grieven in het incidenteel appel;
- een akte in het principaal appel, memorie van antwoord in het incidenteel appel.
In de zaak met nummer 200.104.781/01
2.Het geding in eerste aanleg
3.Het geding in hoger beroep
4.Procespartijen in appel
De vraag welke partij het appel instelt vergt uitleg van het exploot waarmee de desbetreffende instantie wordt ingeleid. Ingevolge art. 3:59 BW zijn de artikelen 3:33 en 3:35 BW op deze uitleg overeenkomstig van toepassing. In verband met de aard van dat stuk en de belangen van de wederpartij moeten echter strenge eisen worden gesteld aan de duidelijkheid van de formulering van het exploot en meer in het bijzonder aan de omschrijving van de identiteit en de hoedanigheid van degene op wiens verzoek het wordt uitgebracht. Indien het gaat om uitleg van een appelexploot dient de rechter in zijn oordeel mede te betrekken op welke wijze de identiteit en de hoedanigheid van appellant in de door deze in eerste aanleg in het geding gebrachte processtukken is omschreven, hoe de processuele wederpartij daarop heeft gereageerd en welke omschrijving de rechter in eerste aanleg van die hoedanigheid en identiteit in zijn bestreden vonnis(sen) heeft gegeven (vergelijk HR 22 oktober 2004, ECLI:NL:HR:2004:AP1435, NJ 2006, 202).
In beide zaken
5.De feiten
1. Géén provisie geboekt vanaf periode 12 2004 tot heden € 135.000,-;
2. niet betaalde Bonus Xtensive
2003 € 20.000,-;
2004 € 40.000,-;
2005 € 40.000.-;
3. Gemiste provisie (verkeerd gehanteerde percentages)
-voorschot-€ 50.000,-;
4. Compensatiebetaling. toegezegd maar nooit ontvangen € 25.000,-;
5. Gemiste inkomsten
contant maken gemiste premie/provisie
-voorschot-€ 25.000,-
weggelopen klanten -
voorschot-€ 95.000,-;
rente
-voorschot-€ 10.000,-;
6. Overige schade € 9.000,-.
kosten recent uitzoekwerk
________________________________________________
Totaal € 449.000,-
Dat partijen dit geschil op de volgende wijze willen schikken:
(…)
Dat na de overname de conversie van Royal Sun Alliance (RSA) naar Avero Achmea stagneerde. Het betreft onder andere pensioenpolissen in combinatie met pre-pensioenregelingen voor predikanten. De onvrede is grotendeels terug te voeren tot 4 hoofdpunten, te weten:
1. Conversie van RSA naar Avero Achmea (conversie is nog niet geheel afgewikkeld);
2. Provisieregeling van Avero Achmea is toegepast terwijl de RSA provisieregeling van kracht zou zijn; Door assurantietussenpersoon niet aangetoond.
3. Bonus provisieregeling met Xtensive is onder druk komen te staan door vele tussentijdse royementen vanwege het ontbreken van premiebetaling;
4. Vele grote pensioenklanten (waaronder Solcon) zijn vanwege administratieve problemen naar derden gegaan. Andere Assurantietussenpersoon of een andere verzekeraar.
Artikel 4
6.Het geschil en de beoordeling in eerste aanleg
Rekening-courant [1] : € 1.363,50
Rekening-courant [6] : € 9.630,47
Rekening-courant [2] : € 34.047,61
Rekening-courant [4] : € 374.634,33
Rekening-courant [5]
: € 16.574,73: € 436.250,64
Geschikt bedrag inzake Solcon : : € 50.617,09 (-)
Uit te betalen provisie Predikanten : € 44.825,08 (-)
Rest
: € 200.000,00(-)
: € 140.808,47
De debetstand per 1 juli 2009 bedroeg volgens Achmea een bedrag van € 296.444,85, welk bedrag als volgt is opgebouwd (zie inleidende dagvaarding onder 8):
Rekening-courant [1] : € 1.328,37
Rekening-courant [6] : € 4.272,88
Rekening-courant [2] : € 84.290,31
Rekening-courant [3] : € 4.045,68
Rekening-courant [4] : € 165.958,61
Rekening-courant [5] : € 36.580,54
Bij akte vermindering van eis heeft Achmea haar eis aangepast in die zin dat zij jegens [appellant 4], [appellant 1], [appellant 2] en [appellant 3] de debetstand van 30 juni 2006 heeft aangehouden, zijnde een bedrag € 387.208,41, zodat volgens Achmea - na het daarop in mindering brengen van de krachtens de vaststellingsovereenkomst betaalde bedragen ad € 50.617,09, € 44.825,08 en € 200.000,00 - een debetsaldo van € 91.766,24 resteert, welk bedrag als volgt is opgebouwd:
Rekening-courant [1] : € 1.363,50
Rekening-courant [6] : € 9.630,47
Rekening-courant [2] : € 34.047,61
Rekening-courant [4] : € 325.634,33
Rekening-courant [5]
: € 16.652,07: € 387.208,41
Geschikt bedrag inzake Solcon : : € 50.617,09 (-)
Uit te betalen provisie Predikanten : € 44.825,08 (-)
Rest
: € 200.000,00(-)
: € 91.766,24
De rechtbank heeft daarnaast [appellant 5] en [appellant 6] en de nieuwe v.o.f. (gedaagden sub 5 t/m 7) hoofdelijk veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Achmea te voldoen de somma van € 90.561,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding. Genoemd bedrag van € 90.561,- betreft het bedrag waarmee [appellant 5] en [appellant 6] en de nieuwe v.o.f. de rekening-courant [4] sinds de ontbinding van de (oude) v.o.f. tot aan de schikkingsbetalingen door Achmea in april en mei 2008 - bewust - hebben laten oplopen (€ 416.075,70 minus € 325.514,76). [appellant 5] en [appellant 6] zijn derhalve in totaal veroordeeld tot betaling van een bedrag in hoofdsom ad € 154.761,- (€ 64.200,- + € 90.561,-) en de nieuwe v.o.f. slechts tot betaling van een bedrag van € 90.561,- in plaats van het door Achmea in totaal van hen gevorderde bedrag van € 296.444,85. De rechtbank heeft, mede in verband met de door [appellant 5] en [appellant 6] en de nieuwe v.o.f. gestelde dubbeltelling, het meer gevorderde als onvoldoende inzichtelijk en verifieerbaar afgewezen, temeer nu Achmea de schikkingsbetalingen ad € 200.000,- en € 50.617,09 in deze rekening-courant heeft geboekt.
De rechtbank heeft alle gedaagden hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten ad € 7.297,98. [appellant 4], [appellant 5], [appellant 6] en de nieuwe v.o.f. zijn veroordeeld in de beslagkosten en het griffierecht ad in totaal € 3.559,33.
7.De grieven in de zaak met nummer 200.101.403/01
grief 4 in het principaal appelte behandelen.
De ontbinding van de (oude) v.o.f. heeft tot gevolg gehad dat de contractuele relatie tussen enerzijds de (oude) v.o.f. en haar vennoten en anderzijds Achmea op 30 juni 2006 is geëindigd. Daarmee is tevens op die datum een einde gekomen aan de daaraan gekoppelde rekeningen-courant. De v.o.f. en haar vennoten waren de debetsaldi aan Achmea verschuldigd. Echter, Achmea heeft onder dezelfde rekeningnummers de genoemde rekeningen-courant feitelijk voortgezet met de nieuwe v.o.f., waarbij de bestaande debetsaldi in die rekeningen-courant zijn opgenomen. Dit heeft tot gevolg dat latere crediteringen, waaronder de schikkingsbetalingen, in die rekeningen-courant tot verrekening van de schuld hebben geleid. [appellanten 1] hebben gesteld dat het bedrag aan crediteringen van
1 juli 2006 tot en met maart 2007 - derhalve in de periode voorafgaand aan de schikkingsbetalingen in april en mei 2008 - in totaal € 173.124,69 bedraagt (antwoordakte in eerste aanleg d.d. 6 oktober 2010 sub 6 en 17). Achmea heeft dit bedrag niet weersproken, zodat het hof daarvan zal uitgaan. Dit bedrag overtreft ruimschoots het volgens de rechtbank door [appellanten 1] verschuldigde debetsaldo ad € 64.200,- (het totaal aan debetsaldi op 30 juni 2006 ad € 387.208,41 minus de schikkingsbetalingen ad in totaal € 323.000,-), zodat de schuld van [appellanten 1] volledig te niet is gegaan. Dat wordt niet anders door de debetboekingen op de rekeningen-courant die vanaf 1 juli 2006 hebben plaatsgevonden, aangezien het stelsel van doorlopende compensatie meebrengt dat bij de rekening-courantverhouding een toerekening naar anciënniteit plaatsvindt. De genoemde crediteringen strekten dus in mindering op de oudste schulden. Voorts doet hieraan niet af dat de crediteringen bestemd waren voor de nieuwe v.o.f. en haar vennoten [appellant 5] en [appellant 6], aangezien door het tenietgaan van hun schuld zoals die bestond op 30 juni 2006 tevens de schuld van [appellanten 1] zoals die op deze datum bestond teniet is gegaan. Achmea staat buiten de onderlinge afrekening tussen de oud-vennoten.
incidenteel appelbetoogt, is deze schuld tenietgegaan door bovenbedoelde crediteringen ad in totaal € 173.124,69.
grief 1 in het incidenteel appelgeen doel treft.
8.De grieven in het principaal appel in de zaak met nummer 200.104.781/01
- teruggeboekte provisie ad € 1.397,88 die [appellanten 2] nooit ontvangen hebben (betreft polis [polis 1] t.n.v. Solcon);
- ten onrechte gedebiteerde in plaats van gecrediteerde provisie ad € 1.332,56, hetgeen per saldo een verschil van € 2.654,12 oplevert (betreft polisnummer [polis 3]; periode 07/2007);
- ten onrechte niet ontvangen afsluitprovisie ad € 3.500,- (betreft polisnummer [polis 2]; begin 2009).
[appellanten 2] betogen dat de desbetreffende posten geen onderdeel vormden van de schadeclaim d.d. 11 januari 2006, zodat de vaststellingsovereenkomst hier geen betrekking op heeft, nog los ervan dat de genoemde administratieve tekortkomingen deels van na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst zijn. Zij zetten voorts in het algemeen vraagtekens bij de administratie van Achmea en pleiten ervoor dat de juistheid van de administratie wordt geverifieerd door een deskundige.
nietom het bedrag van € 25.000,- ter vergoeding voor gemiste provisie-inkomsten als onderdeel van hun schadeclaim d.d. 11 januari 2006. Het betreft hier volgens hen een verkeerd geboekte provisiebonus ad € 25.000,- wegens omzetting van pensioenreglementen. Deze boeking diende direct na de bespreking op 2 augustus 2005 te worden voldaan. De verkeerde boeking van het afgesproken bedrag vond volgens [appellanten 2] plaats op 8 augustus 2010 [het hof begrijpt: 9 augustus 2005; zie de antwoordakte van [appellanten 2] d.d. 3 november 2010, pagina 2 en de bijbehorende productie 5]. Ten onrechte is € 25.000,- in rekening-courant belast in plaats van dat de rekening gecrediteerd is, zodat zij per saldo € 50.000,- tekort zijn gedaan, aldus [appellanten 2] Zij verbinden hieraan de conclusie dat de vordering van Achmea (onder meer) met een bedrag van € 50.000,- moet worden verminderd (memorie van grieven onder 7 en 11).
"4. Compensatiebetaling toegezegd, maar nooit ontvangen € 25.000,-"
Ter zake van (onder meer) deze claim hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten, zodat [appellanten 2] ten aanzien van deze post ad € 25.000,- geen (afzonderlijke) claim meer kunnen doen geldend maken, aldus Achmea.
Mede als gevolg van de summiere onderbouwing van de door [appellanten 2] gepretendeerde tegenvordering, is niet op eenvoudige wijze vast te stellen of deze tegenvordering al dan niet onder het bereik van de vaststellingsovereenkomst viel. Reeds hierom is de gegrondheid van het beroep op verrekening niet op eenvoudige wijze vast te stellen. Het hof passeert dit verweer dan ook op de voet van artikel 6:136 BW.
"Het provisie overzicht waarin de "posten in omloop van de predikanten uit de RSA overvoer" zichtbaar zijn gemaakt, zal ik via mail beschikbaar stellen. Dit overzicht toont aan dat onze garantie (drempel van minimaal € 75.000) ook daadwerkelijk al is overschreden. Per 1 juli 2007 was al ca € 130.000,-- in rekening courant geboekt. Hiervan € 55.000 ten gunste van rekening courant [7] van [appellant 1] BV. Er zijn nog een 10 tal polissen af te werken. Ook deze worden bij AA via [7] afgewerkt."
Bij een vaststellingsovereenkomst binden partijen zich ter beëindiging of ter voorkoming van een geschil omtrent hetgeen tussen hen rechtens geldt aan een vaststelling daarvan,
bestemd om ook te gelden voor zover zij van de tevoren bestaande rechtstoestand mocht afwijken(artikel 7:900 lid 1 BW).
Ter zake van het geschilpunt omtrent de provisies predikanten heeft Achmea zich verbonden tot betaling van een garantiebedrag van € 75.000,-, alsmede tot het niet terugvorderen van meer betaalde provisie. In het licht hiervan hebben de vennoten van de (oude) v.o.f. uit de zinsnede dat Achmea in totaal reeds boekingen had gedaan die dit garantiebedrag ruimschoots overschreden, naar het oordeel van het hof redelijkerwijs niet mogen afleiden dat zij jegens Achmea een zelfstandige aanspraak hadden op betaling van dit meerdere bedrag, temeer nu zij - gelet op de inhoud van het hiervoor genoemde besprekingsverslag - wisten dan wel redelijkerwijs konden weten dat een bedrag van circa € 55.000, - was gestort op rekening van [appellant 1] B.V. en een tiental polissen op gelijke wijze 'afgewerkt' zullen worden. [appellanten 2] kunnen derhalve thans niet meer aan Achmea tegenwerpen dat zij niet bevrijdend aan hen heeft betaald.
9.De grieven in het incidenteel appel in de zaak met nummer 200.104.781/01
De rechtbank is als volgt tot haar beslissing gekomen (zie ook onder 6.3). Zij heeft [appellant 5] en [appellant 6] en de nieuwe v.o.f. (gedaagden sub 5 t/m 7) hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 90.561,-, zijnde het bedrag waarmee zij de rekening-courant met nummer [4] sinds de ontbinding van de (oude) v.o.f. tot aan de schikkingsbetalingen door Achmea in april en mei 2008 - bewust - hebben laten oplopen (€ 416.075,70 minus € 325.514,76). Voor het overige heeft de rechtbank de vordering van Achmea jegens gedaagden sub 5 t/m 7 - in verband met de door deze gedaagden gestelde dubbeltelling - als onvoldoende inzichtelijk en verifieerbaar afgewezen, temeer nu Achmea de schikkingsbetalingen ad € 200.000,- en € 50.617,09 in deze rekening-courant heeft geboekt.
"aan het incidenteel appel"(lees: de memorie van antwoord in het principaal appel tevens memorie van grieven in het incidenteel appel) gehecht is.
Slotsom
(tarief IV)
10.De beslissing
16 juni 2015.