Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Emmen(hierna: de Inspecteur)
1.Ontstaan en loop van het geding
2.De vaststaande feiten
936.422+
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] B.V. tegen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, waarin de vraag centraal staat of de herinvesteringsreserve (HIR) van € 936.422 moet worden gerekend tot de belastbare winst van het jaar 2007. De belanghebbende, [X] B.V., had in 2005 een boekwinst behaald van € 936.422 bij de verkoop van een onroerende zaak en had hiervoor een HIR gevormd. De Inspecteur had de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2007 vastgesteld op € 932.459, waarbij de HIR was vrijgevallen. De Rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting is vastgesteld dat de nieuwe onroerende zaken eenzelfde economische functie vervullen als de oude onroerende zaken en dat er een voornemen tot herinvestering aanwezig was. Het Hof oordeelt dat de HIR niet meer bestond op het moment van de belangenwijziging, omdat de herinvestering al had plaatsgevonden. De Inspecteur had aangevoerd dat er sprake was van fraus legis, wat het Hof bevestigt. Het Hof concludeert dat de HIR niet kan worden vrijgevallen, omdat de transacties gericht waren op het ontgaan van de belastingverplichtingen. Het hoger beroep van [X] B.V. wordt ongegrond verklaard en de uitspraak van de Rechtbank wordt bevestigd.