2.11[geïntimeerde] komt in het incidenteel hoger beroep met tien grieven op tegen de vonnissen van de rechtbank en vermeerdert zijn eis in conventie. Op grief 1 betreffende de ontvankelijkheid van [appellant sub 1] in zijn vorderingen in reconventie is al beslist in het tussenarrest. Grief 8 is een veeggrief zonder zelfstandige betekenis. De overige grieven betreffen:
de overweging van de rechtbank in rechtsoverweging 4.1 van het tussenvonnis van 21 april 2010 dat [geïntimeerde] de nalatenschap van [de moeder] zuiver heeft aanvaard door op 4 maart 2005 het appartement dat tot de nalatenschap behoorde te verkopen (grief 2);
de overweging van de rechtbank in rechtsoverweging 2.7 van het tussenvonnis van 24 november 2010 dat [geïntimeerde] het beheer van de woning heeft toevertrouwd aan een makelaar (grief 3);
de beslissing van de rechtbank in het eindvonnis van 2 mei 2012 op de waarde van de woning een bedrag van € 40.000,- in mindering te brengen vanwege een verbouwing (rechtsoverwegingen 2.8, 2.16 en 3.1) (grief 4);
e compensatie van de proceskosten (grief 5);
de beslissingen van de rechtbank over de inbreng door [geïntimeerde] van ƒ 800.000,-
(€ 363.024,17) in de rechtsoverwegingen 2.12, 2.13, 2.16 en 2.21 van het tussenvonnis van 1 september 2010 en 2.25, 2.34 en 3.9 van het eindvonnis van 2 mei 2012 (grief 6);
de beslissingen van de rechtbank over de vordering van de nalatenschap op [geïntimeerde] van
ƒ 549.000,- (€ 249.125,34) in de rechtsoverwegingen 2.25 en 2.26 van het tussenvonnis van 1 september 2010 en 2.35 en 3.10 van het eindvonnis van 2 mei 2012 (grief 7);
de beslissing van de rechtbank ten aanzien van de inbreng een rente van 6% te hanteren in de rechtsoverwegingen 2.20 en 2.21 van het tussenvonnis van 1 september 2010 en 3.9 van het eindvonnis van 2 mei 2012 (grief 9);
de afwijzing van de vordering [appellant sub 1] te veroordelen tot medewerking aan de verdeling van de woning in het eindvonnis van 2 mei 2012 (rechtsoverweging 2.21) (grief 10).
[geïntimeerde] vermeerdert zijn eis in conventie en vordert tevens dat het hof
( a) voor het geval [geïntimeerde] enig bedrag aan de nalatenschap verschuldigd is, bepaalt dat in de verhuur tegen te lage prijs van de woning aan [appellant sub 1] een gift is besloten van € 184.572,- die [appellant sub 1] vermeerderd met 6% rente in de nalatenschap moet inbrengen; en
( b) voor recht verklaart dat [geïntimeerde] de nalatenschap van [de moeder] beneficiair heeft aanvaard.