ECLI:NL:GHARL:2015:4142

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 maart 2015
Publicatiedatum
8 juni 2015
Zaaknummer
200.153.912
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verwijdering uit gebeurtenissenadministratie en IVR

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot verwijdering uit de gebeurtenissenadministratie en het Intern Verwijzingsregister (IVR) van SNS Reaal N.V. De zaak betreft een hypotheekaanvraag die op 31 augustus 2011 door SNS Reaal is ontvangen, ingediend door een vennootschap ten behoeve van een financiering voor een woning. Achteraf bleek dat de inkomensgegevens die bij de aanvraag waren ingediend, vervalst waren. SNS Reaal heeft vervolgens een onderzoek ingesteld en de betrokkenheid van de geïntimeerde bij de hypotheekaanvraag en de verhuur van de woning vastgesteld. De rechtbank Midden-Nederland had eerder op verzoek van de geïntimeerde SNS Reaal veroordeeld om zijn gegevens uit de gebeurtenissenadministratie en het IVR te verwijderen. In hoger beroep heeft het hof de feiten en omstandigheden van de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof tot de conclusie kwam dat er een gerechtvaardigd vermoeden bestond van betrokkenheid van de geïntimeerde bij fraude. Het hof heeft geoordeeld dat de registratie van de geïntimeerde in de gebeurtenissenadministratie en het IVR gerechtvaardigd was, en heeft de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd. De geïntimeerde is in de kosten van beide instanties veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.153.912
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, 364051)
beschikking van de zesde civiele kamer van 24 maart 2015
inzake
de naamloze vennootschap
SNS Reaal N.V.,
gevestigd te Utrecht,
appellante,
hierna: SNS Reaal,
advocaat: mr. M. Ris,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [plaatsnaam],
geïntimeerde,
hierna: [geïntimeerde],
advocaat: mr. H.L. Thiescheffer.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de beschikking van 14 mei 2014 die de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, tussen [geïntimeerde] als verzoeker en SNS Reaal als verweerster heeft gegeven.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift van SNS Reaal d.d. 5 augustus 2014 (met producties),
- het verweerschrift van [geïntimeerde],
- de mondelinge behandeling van 27 januari 2015, waarbij partijen de zaak mondeling hebben doen toelichten, mr. Ris aan de hand van aantekeningen comparitie.
2.2
Vervolgens heeft het hof beschikking bepaald.

3.De vaststaande feiten

3.1
Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.9 van de bestreden beschikking.

4.De motivering van de beslissing in hoger beroep

4.1
Het gaat in deze zaak kort gezegd om het volgende.
Op 31 augustus 2011 heeft SNS Reaal een hypotheekaanvraag ontvangen, ingediend door [de vennootschap] (hierna: [de vennootschap]), ten behoeve van een financiering van
€ 164.000,- voor [persoon 1] (hierna: [persoon 1]), in verband met de aankoop van een woning aan [straatnaam] te [plaatsnaam] (hierna: de woning). SNS Reaal heeft, nadat zij haar offerte op 19 september 2011 ondertekend retour had ontvangen en [de vennootschap] haar (ter onderbouwing van het in de aanvraag genoemde inkomen uit een vast dienstverband van € 40.842,-) een werkgeversverklaring d.d. 16 september 2011 en een loonstrookje over de maand september 2011 had toegezonden, op 25 november 2011 de hypothecaire lening aan [persoon 1] verstrekt. Ingevolge de hypotheekakte mocht [persoon 1] de woning niet aan anderen ter beschikking stellen. Achteraf is gebleken dat de werkgeversverklaring en het loonstrookje vervalst waren. In november 2011 is de woning door Holland Housing (ook wel Friesland Housing genoemd) te huur aangeboden en vanaf 15 december 2011 is de woning verhuurd.
SNS Reaal heeft een onderzoek ingesteld en kreeg bij e-mail van 18 maart 2013 van Holland Housing te horen dat de opdracht voor verhuur is ontvangen via tussenpersoon [persoon 2] van het bedrijf [bedrijfsnaam]. [bedrijfsnaam] bleek een van de voormalige handelsnamen van [geïntimeerde] te zijn. [de vennootschap] verklaarde aan SNS Reaal dat de gesprekken met [persoon 1] zijn gevoerd door [geïntimeerde], haar tussenpersoon, die ook de inkomensgegevens aan haar ([de vennootschap]) ter hand heeft gesteld.
Bij brief van 7 mei 2013 heeft SNS Reaal aan [geïntimeerde] laten weten dat hij is opgenomen in de Gebeurtenissenadministratie en het Intern Verwijzingsregister (hierna: IVR) van SNS Reaal. SNS Reaal heeft daarbij geschreven:
“U bent geregistreerd omdat het voldoende aannemelijk is geworden dat u bij een gebeurtenis betrokken bent of bent geweest. U trad op als hypotheekadviseur van [persoon 1]. Bij haar hypotheekaanvraag voor de financiering van de woning aan [straatnaam] te [plaatsnaam] bij BLG zijn valse inkomensgegevens aangeleverd. Tevens bent u betrokken geweest bij de verhuur van haar woning aan [straatnaam] te [plaatsnaam]”.
[geïntimeerde] betwist dat hij betrokken is geweest als hypotheekadviseur bij de hypotheekaanvraag van [persoon 1] en dat hij betrokken is geweest bij de verhuur van de woning. Hij zou enkel uitvoerende werkzaamheden hebben verricht door op verzoek van [persoon 3] een tweetal documenten te laten ondertekenen door [persoon 1], welke documenten hij vervolgens – na de handtekening van [persoon 1] te hebben gecontroleerd – naar [de vennootschap] heeft gestuurd.
4.2
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking op verzoek van [geïntimeerde] SNS Reaal veroordeeld om – op straffe van verbeurte van een dwangsom – de gegevens van [geïntimeerde] te (laten) verwijderen uit de gebeurtenissenadministratie, daaronder begrepen het IVR, het EVR, de EVA en uit het Interne verwijzingsregister, met veroordeling van SNS Reaal in de proceskosten.
4.3
Als onvoldoende weersproken staat in hoger beroep vast dat SNS Reaal [geïntimeerde] nimmer heeft ingeschreven in het Externe Verwijzingsregister (EVR) of in het EVA-systeem (Externe Verwijzings Applicatie). SNS Reaal heeft [geïntimeerde], overeenkomstig haar mededeling bij brief van 7 mei 2013, enkel geregistreerd in haar gebeurtenissenadministratie en het IVR. Zoals SNS Reaal tijdens de mondelinge behandeling van het hof heeft toegelicht is inzage in haar IVR mogelijk voor de SNS-groep, waaronder vallen: SNS Bank, RegioBank, BLG Wonen en ASN Bank. Ook de gebeurtenissenadministratie is alleen inzichtelijk voor de SNS-groep.
Voor zover SNS Reaal is veroordeeld tot verwijdering van [geïntimeerde] uit het EVR en de EVA, zal de bestreden beschikking derhalve op dit onderdeel worden vernietigd. In hoger beroep is slechts aan de orde de vraag of SNS Reaal [geïntimeerde] mocht registreren in haar gebeurtenissenadministratie en het IVR. Het hof zal de grieven van SNS Reaal gezamenlijk bespreken.
4.4
Het College Bescherming Persoonsgegevens (het Cbp) heeft bij besluit van 13 april 2010 op de voet van artikel 25 eerste lid van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) verklaard dat de Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Financiële Instellingen van de Nederlandse Vereniging van Banken en het Verbond van Verzekeraars (hierna: de Gedragscode), gelet op de bijzondere kenmerken van de sector, een juiste uitwerking vormen van de Wbp en andere wettelijke bepalingen betreffende de verwerking van persoonsgegevens.
Ingevolge artikel 5 van de Gedragscode kunnen – ten behoeve van de veiligheid en integriteit van de financiële sector – persoonsgegevens die betrekking hebben op (onder meer) gebeurtenissen die, gelet op het bijzondere karakter van de financiële sector de zorg en aandacht behoeven van de financiële instelling, worden opgenomen in een gebeurtenissenadministratie gehouden door veiligheidszaken of een daartoe aangewezen afdeling van de betreffende instelling. Blijkens de toelichting bij die Gedragscode – welke blijkens het besluit van 13 april 2010 eveneens onderwerp van de toetsing door het Cbp is geweest – kan het daarbij gaan om uiteenlopende gebeurtenissen als de melding van een gestolen laptop tot het vermoeden dat een bepaald persoon betrokken is bij een vorm van fraude of criminaliteit.
Een beperkte set van de in de gebeurtenissenadministratie opgenomen gegevens wordt opgenomen in het IVR.
4.5
[geïntimeerde] heeft niet (voldoende gemotiveerd) betwist dat een vermoeden van betrokkenheid bij oplichting/fraude, een gebeurtenis is die ingevolge artikel 5 van de Gedragscode én artikel 8 (sub f) Wbp, opname in de gebeurtenissenadministratie en het IVR rechtvaardigt.
Hij voert enkel ten verwere aan dat hij niet betrokken is geweest bij die oplichting/fraude. Volgens hem is er ook geen gerechtvaardigd vermoeden dat hij betrokken is geweest bij fraude. Verder heeft hij aangevoerd dat hij, omdat hij in de toekomst mogelijkerwijs weer als financieel adviseur (in loondienst dan wel als zelfstandige) werkzaam zal zijn, er alle belang bij heeft om niet in de gebeurtenissenadministratie en het IVR van SNS Reaal te worden opgenomen.
4.6
Het hof is met SNS Reaal van oordeel dat de feiten en omstandigheden van het geval een gerechtvaardigd vermoeden opleveren dat [geïntimeerde] betrokken is geweest bij fraude met betrekking tot de hypotheekaanvraag van [persoon 1]. Vaststaat dat [geïntimeerde] een loonstrookje en een werkgeversverklaring van [persoon 1] heeft ontvangen en deze heeft doorgestuurd aan [persoon 3] (directeur van [de vennootschap]) en dat [geïntimeerde] de hypotheekofferte door [geïntimeerde] heeft laten tekenen. [de vennootschap] heeft de hypotheekaanvraag van [persoon 1] (met een vervalste loonstrook en werkgeversverklaring) ingediend bij SNS Reaal. Vaststaat ook dat [geïntimeerde] in die tijd een agentschap-overeenkomst had met [de vennootschap] ingevolge welke hij voor eigen rekening en risico werkzaamheden verrichtte voor de uitoefening van het makelaarsbedrijf en de assurantieafdeling. Voorts staat vast dat [geïntimeerde] op 8 maart 2012 een nota met als onderwerp “aanlever courtage” heeft verzonden aan [de vennootschap], waarin onder meer is gedeclareerd: “[persoon 1] 2.000,00 € 1.400,00”.
[persoon 3] heeft bij e-mails van 8 en 27 maart 2013 aan SNS Reaal geschreven dat buitendienstmedewerker [geïntimeerde] alle contacten met [persoon 1] heeft onderhouden en alle stukken op het kantoor van [de vennootschap] heeft afgeleverd; [geïntimeerde] was de adviseur. [persoon 1] heeft bij monde van haar advocaat wisselende verklaringen afgelegd. Volgens haar eerste verklaring (van 18 maart 2013) zou ze contact hebben gezocht met een hypotheekadviseur aan wie zij een juiste salarisstrook en werkgeversverklaring zou hebben afgegeven; die adviseur had kennelijk stukken vervalst. Volgens haar tweede verklaring (van 20 maart 2013) zou ze wel stukken aan haar hypotheekadviseur hebben gegeven, maar die adviseur nooit hebben ontmoet; de stukken zou zij hebben opgestuurd naar het adres van [de vennootschap].
4.7
De hiervoor genoemde vaststaande feiten (al dan niet in samenhang bezien met de verklaring van [persoon 1]) wijzen duidelijk op betrokkenheid van [geïntimeerde] bij het indienen van valse stukken ten behoeve de hypotheekaanvraag van [persoon 1]. De – vage en wisselende – verklaringen van [persoon 1] kunnen dat niet ontkrachten. Datzelfde geldt voor de verklaringen van [geïntimeerde] (ook wanneer die in samenhang worden bezien met de verklaringen van [persoon 1]).
[geïntimeerde] heeft betwist dat de werkgeversverklaring en loonstrook die hij aan [persoon 1] heeft opgestuurd, de vervalste werkgeversverklaring en loonstrook waren. Die betwisting heeft [geïntimeerde] echter niet onderbouwd. Ook de overige stukken bevatten geen aanknopingspunten voor de stelling dat door [geïntimeerde] juiste gegevens zijn opgestuurd en dat de vervalste loonstrook en werkgeversverklaring op een later moment bij SNS Reaal terecht zijn gekomen.
[geïntimeerde] heeft verder nog betwist dat hij als hypotheekadviseur is opgetreden. In dat verband heeft hij aangevoerd dat de door hem in rekening gebrachte courtage enkel zag op provisie in verband met de aanbreng van een inboedel- en aansprakelijkheidsverzekering. Naast het feit dat dat niet voor de hand ligt gezien de subagentuurovereenkomst die hij met [de vennootschap] had, waarbij hij klaarblijkelijk de enige makelaar is geweest die contact heeft gehad met [persoon 1], geldt dat – zoals SNS Reaal heeft gesteld en [geïntimeerde] niet heeft betwist – een provisie van € 1.400 ,- veel te hoog is voor het afsluiten van dergelijke verzekeringen.
Deze betwistingen doen derhalve niet af aan het uit het dossier voortvloeiende gerechtvaardigde vermoeden dat [geïntimeerde] betrokken was bij de hypotheekfraude.
4.8
Ook het vermoeden dat [geïntimeerde] betrokken was bij de – ongeoorloofde – verhuur van de woning is naar het oordeel van het hof gerechtvaardigd. Bij e-mail van 18 maart 2013 (productie 2 bij het beroepschrift) heeft [persoon 4] van Holland Housing immers geschreven dat hij de woning kreeg via een tussenpersoon [persoon 2], van het bedrijf [bedrijfsnaam], die de woning te huur aanbood. Niet betwist is dat [bedrijfsnaam] een van de voormalige handelsnamen van [geïntimeerde] is. Zonder nadere uitleg – die ontbreekt – kan de enkele stelling van [geïntimeerde] dat hij [persoon 1] slechts heeft geattendeerd op het bestaan van de onderneming van [persoon 4], geen afbreuk doen aan de duidelijke (spontaan afgelegde) verklaring van [persoon 4].
4.9
Het verweer van [geïntimeerde] dat geen sprake kan zijn van een gerechtvaardigd vermoeden van zijn betrokkenheid bij fraude, faalt dan ook. Omdat hij niet voldoende gemotiveerd gesteld heeft dat de verwerkte persoonsgegevens (aangehaald onder 4.1) feitelijk onjuist zijn, is er ook geen grond om de registratie door SNS Reaal in haar gebeurtenissenadministratie en IVR op de voet van artikel 36 Wbp te verwijderen. Daarmee staat vast dat opname in de gebeurtenissenadministratie en het IVR ingevolge artikel 5 van de Gedragscode gerechtvaardigd is. Ook de belangenafweging van artikel 8 sub f Wbp staat niet aan deze gegevensverwerking in de weg. [geïntimeerde] heeft niet gemotiveerd gesteld (en uit de omstandigheden van het geval blijkt ook niet) waarom zijn belang om in de toekomst weer als financieel adviseur werkzaam te kunnen zijn, zou prevaleren boven het gerechtvaardigde belang van SNS Reaal om te kunnen bewerkstelligen dat zij – ingegeven door de ernstige vertrouwensbreuk die is ontstaan door de handelwijze van [geïntimeerde] – geen zaken meer zal doen met [geïntimeerde]. Daarmee is voor [geïntimeerde] de weg naar een nieuw optreden als financieel adviseur ook niet uitgesloten: hij kan nog steeds bij andere financiële instellingen financiële producten en diensten afnemen.
4.1
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de het hoger beroep slaagt, zodat de bestreden beschikking moet worden vernietigd en de vordering van [geïntimeerde] alsnog moet worden afgewezen.
[geïntimeerde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van beide instanties worden veroordeeld.

5.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de bestreden beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 14 mei 2014 en beschikt opnieuw;
wijst het verzoek van [geïntimeerde] af;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van SNS Reaal wat betreft de eerste aanleg vastgesteld op € 452,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 704,- voor verschotten en op € 1.788,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. L.J. de Kerpel-van de Poel, S.M. Evers en
J.G.J. Rinkes, en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 maart 2015.