Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Groningen(hierna: de Inspecteur)
1.Ontstaan en loop van het geding
2.De vaststaande feiten
Beslissing ontvankelijkheid
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de vraag op welk moment de Inspecteur de aanslag in het recht van successie heeft bekendgemaakt en of de belanghebbende tijdig bezwaar heeft ingesteld. De belanghebbende, de enige erfgenaam van de erflater [A], ontving een aanslag van € 826.811, die later door de Inspecteur ambtshalve werd verminderd tot € 226.888. De belanghebbende stelde dat de aanslag pas op 25 maart 2011 bekend was gemaakt, toen hij een duplicaat van de aanslag ontving, en dat hij tijdig bezwaar had gemaakt. De Inspecteur daarentegen stelde dat de aanslag op 20 april 2010 was bekendgemaakt en dat de brief van 26 april 2011 niet als bezwaarschrift kon worden aangemerkt.
De rechtbank Noord-Nederland had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, maar het Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelde anders. Het Hof concludeerde dat de brief van de Inspecteur van 6 september 2013 als een uitspraak op bezwaar moest worden opgevat. De beroepstermijn was geëindigd op 18 oktober 2013, en het beroepschrift was pas op 11 november 2013 ingediend, wat meer dan een week na afloop van de termijn was. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende in verzuim was geweest en dat de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk had moeten verklaren.
De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep van de belanghebbende werd niet-ontvankelijk verklaard. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat de belanghebbende niet in een betere positie kwam door de uitspraak van het Hof.