Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
5.Slotsom
€ 1.737,- (1,5 punten x tarief III)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen een appellant en Achmea Schadeverzekeringen N.V. De appellant had in eerste aanleg een verklaring voor recht gevorderd dat Achmea dekking diende te verlenen voor schade als gevolg van een inbraak in zijn woning. Tevens vorderde hij een schadevergoeding van € 20.821,75, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De kern van het geschil was of de appellant zich schuldig had gemaakt aan een poging tot opzettelijke misleiding van Achmea, zoals bedoeld in artikel 7:941 lid 5 BW. De kantonrechter had in eerdere vonnissen geoordeeld dat Achmea voorshands in het bewijs was geslaagd en de appellant was toegelaten tot tegenbewijs. In het eindvonnis van 30 december 2013 werd de vordering van de appellant afgewezen, omdat hij niet in het tegenbewijs was geslaagd.
De appellant ging in hoger beroep en voerde aan dat hij wel degelijk bewijs had geleverd voor zijn vordering. Het hof oordeelde echter dat de door de appellant overgelegde stukken niet voldoende waren om de eerdere bevindingen van de kantonrechter te ontzenuwen. Het hof concludeerde dat de appellant opzettelijk had geprobeerd Achmea te misleiden over de waarde en het bezit van de laptop die hij als gestolen had opgegeven. De e-mailcorrespondentie van de appellant, waarin hij vroeg om een valse verklaring van een vriend, werd als bewijs van opzettelijke misleiding beschouwd.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd en de appellant in de kosten van het hoger beroep veroordeeld. De kosten voor de procedure aan de zijde van Achmea werden vastgesteld op € 3.657,-, inclusief griffierecht en salaris advocaat. Het hof verklaarde het arrest uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de appellant onmiddellijk aan de kostenveroordeling moest voldoen, ongeacht een eventuele verdere procedure.