ECLI:NL:GHARL:2015:3425

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 mei 2015
Publicatiedatum
12 mei 2015
Zaaknummer
200.162.170-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident eiswijziging in hoger beroep met betrekking tot de verdeling van huwelijksgoederengemeenschap en de gevolgen voor hypothecaire lening en levensverzekeringspolis

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, betreft het een hoger beroep in een civiele procedure over de verdeling van een huwelijksgoederengemeenschap na echtscheiding. De appellant, vertegenwoordigd door mr. P.A.K. van Eck, heeft in hoger beroep de vernietiging van een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland gevorderd, waarin onder andere de woning en een levensverzekeringspolis aan de vrouw waren toebedeeld. De vrouw, vertegenwoordigd door mr. G.H.J. Spee, heeft in incidenteel appel ook vorderingen ingediend met betrekking tot de pensioenaanspraken en de overbedelingsvergoeding. De procedure in eerste aanleg heeft geleid tot een vonnis waarin de rechtbank de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap heeft vastgesteld, maar de appellant is van mening dat deze verdeling niet correct is en heeft daarom zijn eis gewijzigd in hoger beroep. Het hof heeft de ontvankelijkheid van de appellant in het hoger beroep bevestigd, ondanks de bezwaren van de geïntimeerde over de inschrijving van het hoger beroep. Het hof heeft de eiswijzigingen van de appellant toegestaan, omdat deze voortvloeien uit de recente verkoop van de woning. De zaak is verwezen naar de rol voor verdere procedure.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.162.170/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/18/139957/ HA ZA 13/88)
arrest van de eerste kamer van 12 mei 2015 in het incident met betrekking tot verzet tegen de eiswijziging in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats 1],
appellant in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiser in reconventie,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. P.A.K. van Eck, kantoorhoudend te Groningen,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats 2],
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. G.H.J. Spee, kantoorhoudend te Nijmegen.

1.Het geding in eerste aanleg

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen van 10 juli 2013 en van 24 september 2014 van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure is als volgt:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 23 december 2014 met grieven,
- de memorie van antwoord, tevens van grieven in incidenteel hoger beroep, met producties,
- een akte houdende wijziging van eis van [appellant],
- een akte verzet tegen wijziging eis van [geïntimeerde],
- een akte van [appellant].
2.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest in het incident overgelegd en heeft het hof arrest in het incident bepaald.
2.3
De vordering van [appellant] luidt:
" Het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, d.d. 24 september 2014 te vernietigen in conventie en reconventie, voor zover in dit vonnis de woning aan de
[adres] te [plaats] voor een bedrag van € 97.411,-- aan de vrouw is toebedeeld, de aan de hypothecaire geldlening gekoppelde levensverzekeringspolis bij Centraal Beheer tegen een waarde van € 14.035,59 aan de vrouw is toebedeeld, en voorts het vonnis te vernietigen op onderdeel 5.1.3, waarin is vastgelegd dat de vrouw de op de woning rustende hypothecaire geldlening dient te dragen.
En, zelf rechtdoende:
1. te verstaan dat de tussen partijen bestaande huwelijksgoederengemeenschap is verdeeld als volgt:
Aan de vrouw is toebedeeld:
- De inboedelzaken die zij onder zich heeft;
- De op haar naam staande bankrekeningen;
- De koopsompolissen ten name van de vrouw die zijn afgesloten ten behoeve van de kinderen van partijen;
- De auto van het merk Volkswagen;
- De belastingteruggave ten name van de vrouw;
- De contante waarde van het door de man opgebouwde weduwepensioen bij ABP en Walgemoed.
Aan de man is toebedeeld:
- De inboedelzaken die hij thans onder zich heeft;
- De op zijn naam staande bankrekeningen;
- De postzegelverzameling;
- De belastingteruggave ten name van de man;
- De contante waarde van het door de man opgebouwde ouderdomspensioen bij ABP en Walgemoed.
2. te verstaan dat elk der partijen recht had op de helft van; de waarde van de
levensverzekeringspolis bij Centraal Beheer, ten tijde van de echtscheiding vastgesteld op € 14.035,59;
3. te verstaan dat partijen ieder voor de helft draagplichtig waren voor de hypothecaire lening ten tijde van de scheiding, vastgesteld op € 57.176,28;
4. te verstaan dat elk der partijen de helft van het verschil ad € 43.140,41 moest dragen;
5. te verstaan dat de man hiervan heeft voldaan € 38.294,26;
6. te verstaan dat de vrouw hiervan heeft voldaan € 4.746,15;
7. te verstaan dat de man meer dan de helft heeft gedragen van hetgeen uit de verhouding tussen partijen voortvloeit;
8. te verstaan dat de man dientengevolge een vordering heeft op de vrouw van
€ 16.824,06;
9. te verstaan dat de man aan de vrouw uit hoofde van de verrekening van de
pensioenaanspraken een bedrag verschu1digd is van € 5.483,--;
10. de vrouw te veroordelen aan de man te voldoen een bedrag van € 11.341,06 ter
verrekening van de hierboven genoemde vorderingen, uiterlijk op de dag dat de woning aan een derde zal worden geleverd;
11. partijen te veroordelen over te gaan tot de verbintenisrechtelijke en goederenrechtelijke verkoop van de woning aan de [adres] te [plaats] en medewerking te verlenen aan het passeren van een voor de goederenrechtelijke levering noodzakelijke notariële akte, onder de verplichting de aan deze verkoop verbonden kosten bij helfte te dragen;
12. te bepalen, dat indien een der partijen niet terstond de volledige medewerking verleent aan het passeren van genoemde notariële akte, een medewerker van het notariskantoor de nalatige partij bij het passeren van de notariële akte zal vertegenwoordigen;
13. met afwijzing van hetgeen anders of meer gevorderd is;
14. de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
15. De vrouw te veroordelen in de kosten van de procedure."
2.4
In incidenteel appel heeft [geïntimeerde] gevorderd:
"
De beschikking van de rechtbank Noord-Nederland locatie Groningen d.d. 24 december 2014 te vernietigen voor zover het betreft de vaststelling van de hoogte van de pensioenaanspraak van de vrouw en de vaststelling van de hoogte van de door de vrouw te betalen overbedelingsvergoeding voor zover daarbij geen rekening is gehouden met de indexering van de pensioenaanspraak en de beschikking overigens in stand te laten, en zelf rechtdoende:
1. De aanspraak van de vrouw in verband met de pensioenaanspraken bij ABP en
Walgemoed, welke begroot was op een bedrag van € 5.438 te vermeerderen met de indexering;
2. De man te verplichten uw hof en de vrouw te informeren over de hoogte van de
geïndexeerde pensioenaanspraken,
3. De door de vrouw aan de man te betalen overbedelingsvergoeding vast te stellen en de pensioenaanspraken van de vrouw als bedoeld onder 1 met deze overbedelingsvergoeding te verrekenen.
4. De man te veroordelen in de kosten van het incident".

3.De vaststaande feiten

3.1
Over de weergave van de vaststaande feiten in de rechtsoverwegingen 2.1. en 2.2 van het bestreden vonnis van 24 september 2014 bestaat geen geschil, zodat ook in het incident van die feiten - voor zover in het incident relevant - zal worden uitgegaan, aangevuld met enkele andere feiten:
3.2
Partijen zijn op [in] 1975 met elkaar gehuwd in algehele gemeenschap van goederen. Partijen zijn in 1983 feitelijk uit elkaar gegaan. Het huwelijk van partijen is op [in] 1987 ontbonden middels inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Den Haag van 10 november 1987 in de registers van de burgerlijke stand.
3.3
Tot de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap behoorde onder meer de woning aan de [adres] te [plaats], hierna: de woning, en de op deze woning rustende hypotheekschuld, alsmede de aan de hypotheekschuld gekoppelde polis van levensverzekering met polisnummer [polisnummer] bij Centraal Beheer waarop in oktober 2005 een bedrag van € 52.429,86 aan de (hypothecaire) geldgever is overgemaakt.
3.4
Tot op heden is er geen notariële akte van verdeling ingeschreven in de daartoe bestemde openbare registers.
3.5
[geïntimeerde] heeft tot augustus 2009 in de woning gewoond. Sindsdien stond de woning leeg.
3.6
De woning is op 24 december 2014 verkocht aan een derde voor een koopsom van € 130.000,-. De levering heeft plaatsgevonden op 31 december 2014.
3.7
Aan [geïntimeerde] is op 31 december 2014 verlof verleend voor het leggen van conservatoir beslag op alle goederen en gelden die het notariskantoor [notariskantoor] te [plaats] onder zich houdt voor [geïntimeerde], met begroting van de vordering van [appellant] op € 130.000,- inclusief rente en kosten.

4.De vordering en de beslissing in eerste aanleg

4.1
[geïntimeerde] heeft [appellant] voor de rechtbank gedagvaard en heeft na wijziging van eis - samengevat weergegeven - primair gevorderd voor recht te verklaren dat de tussen partijen bestaande huwelijksgoederengemeenschap is verdeeld, waarbij onder meer de woning aan haar is toebedeeld; subsidiair de tussen partijen bestaande huwelijksgoederengemeenschap te verdelen, waarbij onder meer de woning aan haar wordt toebedeeld, en zowel primair als subsidiair om daarnaast [geïntimeerde] te machtigen om alles te doen wat noodzakelijk is voor de verkoop van de woning, met veroordeling van [appellant] in de kosten van deze procedure.
4.2
[appellant] heeft in reconventie na vermeerdering van eis - voor zover in het incident ter zake doende en samengevat weergegeven - gevorderd te verstaan dat de tussen partijen bestaande huwelijksgoederengemeenschap gedeeltelijk is verdeeld, om partijen te veroordelen over te gaan tot verkoop van de woning en om te verstaan dat de (netto)verkoopopbrengst van deze woning tussen partijen bij helfte zal worden verdeeld, dan wel dat aan [appellant] de helft van de waarde in 2009 toekomt en [geïntimeerde] het restant.
4.3
De rechtbank heeft bij het bestreden vonnis van 24 september 2014 partijen gelast de tussen hen bestaande ontbonden huwelijksgemeenschap te verdelen op de in het dictum gelaste wijze, waarbij aan [geïntimeerde] onder meer worden toegedeeld de woning tegen een waarde van € 79.411,- en de levensverzekeringspolis bij Centraal Beheer tegen een waarde van ƒ 30.930,38 (€ 14.035,59) waarbij de destijds op de woning rustende hypothecaire geldlening tegen een bedrag van ƒ 126.000,- (€ 57.176,28) voor rekening van [geïntimeerde] komt. De rechtbank heeft [geïntimeerde] tevens veroordeeld een bedrag wegens overbedeling aan [appellant] te betalen. Verder is [appellant] veroordeeld om, zodra de woning aan een derde partij geleverd kan worden, op verzoek van [geïntimeerde] terstond zijn medewerking aan de akte van levering te verlenen en is ex artikel 3:300 BW bepaald dat, indien [appellant] na een verzoek van [geïntimeerde] daartoe, niet terstond zijn volledige medewerking aan de akte van levering heeft gegeven, een medewerker van de notaris hem bij het passeren van die akte zal vertegenwoordigen.

5.De wijziging van eis

5.1
[appellant] heeft zijn eis in die zin gewijzigd dat hij "
hetgeen is gevorderd onder punt 11 en 12 van de appeldagvaarding intrekt en zijn eis op deze onderdelen wijzigtals volgt:
"
11. de vrouw te veroordelen om aan de man uit de verkoopopbrengst van de woning in
[plaats] aan de [adres] een bedrag van primair €100.000,-, subsidiair € 65.000,-, meer subsidiair een bedrag als uw Hof in goede justitie zal bepalen, uit te keren, zijnde de helft van de (redelijkerwijs te verkrijgen)
verkoopopbrengst;
12. te verstaan dat alle aanspraken van de man uit hoofde van het in deze te wijzen
arrest worden voldaan uit hetgeen door het beslag is getroffen onder het notariskantoor [notariskantoor] te [plaats], althans zodanig te bepalen als uw hof in goede justitie zal vermenen te behoren."
5.2
[geïntimeerde] heeft zich bij akte uitlating wijziging van eis verzet tegen de door [appellant] gedane wijziging van eis. [appellant] heeft de toelaatbaarheid van zijn eiswijziging vervolgens bij akte nader toegelicht.

6.Ontvankelijkheid

6.1
Onder 5.5 van het dictum van het bestreden vonnis van 24 september 2014 heeft de rechtbank overeenkomstig artikel 3:300 lid 1 BW bepaald dat, indien [appellant] na een verzoek van [geïntimeerde] daartoe, niet terstond aan het passeren van de voor levering aan [geïntimeerde] nodige notariële akte zijn volledige medewerking heeft gegeven, een medewerker van de dienstdoende notaris [appellant] zal vertegenwoordigen bij het passeren van de notariële akte tot levering.
6.2
[geïntimeerde] heeft aangevoerd dat, nu [appellant] heeft verzuimd het hoger beroep tegen het bestreden vonnis in te schrijven in het in artikel 433 Rv bedoelde register, [appellant] op grond van artikel 3:301 lid 2 BW niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het hoger beroep, in ieder geval voor zover dit hoger beroep betrekking heeft op de grieven VI, VII, IX, XX, XVI en XVII, en dat dit tevens gevolgen heeft voor de in dit hoger beroep door [appellant] gedane wijziging van eis.
6.3
Het hof overweegt dat de door [geïntimeerde] bedoelde niet-ontvankelijkheid wegens niet inschrijving van het hoger beroep in het rechtsmiddelenregister uitsluitend betrekking heeft op uitspraken waarvan de rechter heeft bepaald dat zij in de plaats treden van een tot levering van een registergoed beschermde akte of van een deel van een zodanige akte. Nu de rechtbank dit niet in haar bestreden vonnis heeft bepaald, is het bepaalde in artikel 3:301 lid 2 Rv hier niet van toepassing. [appellant] is derhalve ontvankelijk in het volledige hoger beroep.

7.De verdere beoordeling

In het incident
7.1
Ingevolge artikel 130 lid 1 Rv - welke bepaling ingevolge artikel 353 lid 1 Rv in hoger beroep van overeenkomstige toepassing is - is een eiser, zolang nog geen eindvonnis is gewezen, bevoegd zijn eis of de gronden daarvan te wijzigen.
7.2
Het hof overweegt dat de in artikel 347 lid 1 Rv besloten twee-conclusie-regel de aan oorspronkelijk eiser toekomende bevoegdheid tot verandering of vermeerdering van eis in hoger beroep in die zin beperkt dat hij in beginsel zijn eis niet later dan in zijn memorie van grieven of antwoord mag veranderen of vermeerderen. Dit geldt ook als de verandering of vermeerdering van eis slechts betrekking heeft op de grondslag van hetgeen ter toelichting van de vordering door de oorspronkelijke eiser is gesteld.
7.3
Op deze in beginsel strakke regel kan onder omstandigheden een uitzondering worden aanvaard indien daarmee aanpassing wordt beoogd aan eerst na het tijdstip waarop de appellante haar memorie van grieven heeft genomen voorgevallen of gebleken feiten en omstandigheden en de eisverandering of -vermeerdering ertoe strekt te voorkomen dat het geschil aan de hand van inmiddels achterhaalde of onjuist gebleken (juridische of feitelijke) gegevens zou moeten worden beslist, of dat – indien dan nog mogelijk – een nieuwe procedure zou moeten worden aangespannen om het geschil alsnog aan de hand van de juiste en volledige gegevens te kunnen doen beslissen. Onverkort blijft dan gelden dat toelating van de eisverandering of -vermeerdering niet in strijd mag komen met de eisen van een goede procesorde (HR 20 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC4959 en HR 19 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI8771).
7.4
Het hof oordeelt dat de gewijzigde vorderingen van [appellant] grotendeels zijn ingegeven door de verkoop en levering van de woning tegen de volgens [appellant] niet met hem besproken, te lage, koopsom. Nu uit de stukken is gebleken dat de koopakte en de akte van levering van de woning na de appeldagvaarding (met daarin de grieven) zijn ondertekend c.q. verleden, acht het hof het aan [appellant] toegestaan zijn eis daarop aan te passen. Nu deze eiswijzigingen ook overigens niet in strijd komen met de eisen van een goede procesorde, zullen deze worden toegestaan.
7.5
De beslissing omtrent de kosten van het incident zal worden aangehouden tot de beslissing omtrent de kosten in de hoofdzaak.
In de hoofdzaak
7.6
De hoofdzaak zal naar de rol worden verwezen voor voortprocederen
De beslissing
Het gerechtshof:
in het incident:
wijst de bezwaren van [geïntimeerde] tegen de eiswijzigingen van [appellant] af;
bepaalt dat over de kosten van het incident zal worden beslist bij einduitspraak in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van
26 mei 2015voor antwoordakte wijziging van eis aan de zijde van [geïntimeerde] ([geïntimeerde] mag nog inhoudelijk reageren op gewijzigde eis). Daarna gaat de zaak verder voor memorie van antwoord in incidenteel appel aan de zijde van [appellant].
Dit arrest is gewezen door mrs. W. Breemhaar, J.D.S.L. Bosch en G. Jonkman, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2015.