ECLI:NL:GHARL:2015:3395

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 mei 2015
Publicatiedatum
12 mei 2015
Zaaknummer
200.156.069
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering Stichting BAN tegen KNVB wegens gebrek aan spoedeisend belang

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep van een kort geding tussen Stichting Bestrijding Antisemitisme (Stichting BAN) en de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB). Stichting BAN had in eerste aanleg vorderingen ingesteld tegen de KNVB, omdat zij van mening was dat de KNVB niet adequaat had opgetreden tegen antisemitische spreekkoren die tijdens de Bekerfinale op 20 april 2014 door Ajax-supporters waren geuit. De voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland had de vorderingen van Stichting BAN afgewezen, wat Stichting BAN in hoger beroep aanvecht.

Het hof heeft in zijn uitspraak de feiten zoals vastgesteld in het vonnis van de voorzieningenrechter overgenomen en geconcludeerd dat Stichting BAN geen spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorzieningen. Het hof overweegt dat de KNVB tot op heden slechts één keer niet heeft opgetreden tegen ongewenste spreekkoren en dat Stichting BAN niet heeft aangetoond dat er een actuele dreiging is dat deze spreekkoren zich opnieuw zullen voordoen. Bovendien heeft de KNVB aangeboden om in overleg te treden met betrokkenen om de spreekkoren terug te dringen, wat het hof als een positieve ontwikkeling beschouwt.

De vorderingen van Stichting BAN zijn afgewezen, en het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd. Stichting BAN is in de kosten van het hoger beroep veroordeeld. Het hof benadrukt dat de vorderingen van Stichting BAN niet geschikt zijn voor behandeling in kort geding, omdat zij geen concrete maatregelen vordert maar een algemeen gebod tot nakoming van de Richtlijn Bestrijding Verbaal Geweld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.156.069
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, 369490)
arrest in kort geding van de tweede kamer van 12 mei 2015
in de zaak van
de stichting
Stichting Bestrijding Antisemitisme (Stichting BAN),
gevestigd te Amsterdam,
appellante in hoger beroep,
hierna: Stichting BAN,
advocaat: mr. H.H.Q. Abeln,
tegen:
de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging
Koninklijke Nederlandse Voetbalbond,
gevestigd te Zeist,
geïntimeerde in het hoger beroep,
hierna: KNVB,
advocaat: mr. H.J.A. Knijff.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis in kort geding van 25 juli 2014 dat de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, tussen Stichting BAN als eiseres en KNVB als gedaagde heeft gewezen. Dit vonnis is gepubliceerd onder ECLI:NL:RBMNE:2014:3170.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van Stichting BAN,
- de memorie van grieven, met producties,
- de memorie van antwoord, met producties.
2.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

3.De vaststaande feiten

Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.5 van het (bestreden) vonnis van 25 juli 2014. Het betreft de navolgende feiten, waarbij het hof r.o. 3.5 heeft aangepast, aangezien de wedstrijd tussen PEC Zwolle en Ajax inmiddels heeft plaatsgevonden:
3.1
KNVB heeft, in het kader van de voetbalwedstrijden die onder haar auspiciën
plaatsvinden, beleidsuitgangspunten geformuleerd en de naleving daarvan voorgeschreven
aan de lokale organisatoren van die wedstrijden, de zogenaamde BVO's (Betaald Voetbal
Organisaties). Daartoe behoort onder meer de Richtlijn Bestrijding Verbaal Geweld, waarin
is bepaald:
" b. BVO's en supportersverenigingen zijn verantwoordelijk voor duidelijke tolerantiegrenzen ten aanzien van ongewenste spreekkoren c.q. verbaal geweld. Deze grenzen worden onder meer bekend gemaakt in het huisreglement.
c. BVO's en supportersverenigingen ondernemen al het mogelijke om ongewenste spreekkoren c.q. verbaal geweld tegen te gaan. Dat doen zij zowel preventief, beheersmatig als repressief. Dit betekent in elk geval dat aanstichters en daders worden aangesproken op hun gedrag. (... ) "
De bedoelde maatregelen dienen te worden getroffen door daartoe adequate afspraken te
maken met de stadionspeaker, de arbiters, de politie en de stewardgroepen.
3.2
Tweemaal per jaar vindt een wedstrijd plaats die niet door een lokale BVO wordt
georganiseerd, maar door KNVB zelf. Dit betreft de finalewedstijd om de KNVB-beker (de
Bekerfinale) en de wedstijd om de Johan Cruijffschaal. Hoewel zij daarbij formeel niet
als BVO geldt, acht KNVB zich wel gehouden daarbij de voor BVO's geldende regels na te
leven.
3.3
Op 20 april 2014 is de Bekerfinale gespeeld tussen PEC Zwolle en Ajax. Tijdens
deze wedstrijd hebben onder anderen Ajax-supporters de volgende spreekkoren aangeheven:
"Wie niet springt, die is een Jood",
"Wie niet springt, die is geen Jood"en
"Wat zijn die Joden stil".
3.4
KNVB heeft niets ondernomen tegen deze spreekkoren.
3.5
Op het moment van wijzen van het vonnis in eerste aanleg moest de wedstrijd om de Johan Cruijffschaal, eveneens tussen PEC Zwolle en Ajax, nog gespeeld worden (op 3 augustus 2014).

4.De motivering van de beslissing in hoger beroep

4.1
Stichting BAN stelt zich op het standpunt dat de spreekkoren tijdens de Bekerfinale van 20 april 2014 antisemitisch waren en ongewenst en dat KNVB onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door niet op te treden. Zij heeft in eerste aanleg gevorderd dat KNVB wordt geboden:
- om vanaf 24 uur na betekening van het vonnis onmiddellijk adequate maatregelen te treffen indien zich tijdens door KNVB georganiseerde voetbalwedstrijden langdurig - dan wel in geval van
kortstondigheid - bij herhaling spreekkoren voordoen, waarin de woorden "Jood" en/of "Joden" in enige samenstelling voorkomen, teneinde die spreekkoren te beëindigen en/of nieuwe spreekkoren te voorkomen, welke maatregelen zo nodig dienen uit te monden in het stilleggen van de betreffende wedstrijd, zulks op straffe van een dwangsom ter hoogte
van € 1 miljoen per wedstrijd waarin KNVB dit gebod niet naleeft;
-om binnen 7 dagen na betekening van het vonnis de tolerantiegrenzen voor spreekkoren tijdens door haar georganiseerde wedstrijden kenbaar te maken door middel van een paginagrote advertentie in
tenminste drie landelijke dagbladen, met daarin tenminste de bekendmaking dat de KNVB ieder spreekkoor waarin de woorden "Jood" en/of "Joden" voorkomen als ongewenst beschouwt;
-veroordeling van KNVB in de proceskosten.
4.2
De voorzieningenrechter heeft de vorderingen afgewezen en Stichting BAN veroordeeld in de proceskosten. Hij heeft daarbij als uitgangspunt genomen dat de spreekkoren als onder 3.3 vermeld de inzet van het kort geding vormen. Hij heeft vervolgens overwogen dat, mede gelet op een aantal in de r.o. 4.2 tot en met 4.5 van het bestreden vonnis vermelde omstandigheden, het kort geding een te beperkt kader biedt om reeds op dat moment – door toewijzing van het gevorderde – vooruit te kunnen lopen op het oordeel dat in een eventueel bodemgeschil omtrent deze kwestie zal worden gegeven, zowel wat de vraag betreft of (en in welke mate) de bedoelde spreekkoren als antisemitisch en kwetsend zijn aan te merken, als wat de daarmee samenhangende vraag betreft met welke feitelijke maatregelen aan de terugdringing ervan gewerkt dient te worden en de vraag welke maatregelen daartoe (thans en/of in de nabije toekomst) handhaafbaar zijn.
De voorzieningenrechter heeft daarbij van belang geacht dat KNVB ter zitting heeft aangevoerd en voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er aan toewijzing van de vorderingen van Stichting BAN onbeheersbare veiligheidsrisico’s zitten en dat voor de terugdringing van de spreekkoren (zoals hiervoor weergegeven onder 3.3) overleg noodzakelijk is met alle betrokkenen (waaronder veiligheidsinstanties en Joodse organisaties), opdat bij degenen die die bedoelde spreekkoren aanheffen bewustheid wordt gecreëerd omtrent bet karakter daarvan en om in verband daarmee te kunnen komen tot een passend beleid ter terugdringing van die spreekkoren en tot adequate maatregelen daartoe die handhaafbaar zijn. KNVB heeft ter zitting aangeboden in dat overleg het voortouw te nemen. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat Stichting BAN op grond daarvan mag verwachten dat KNVB het hare zal doen om dat gesprek op gang te brengen en te houden.
4.3
Stichting BAN kan zich niet vinden in het oordeel van de voorzieningenrechter en heeft tegen het bestreden vonnis zes grieven aangevoerd. Zij heeft in hoger beroep haar vordering vermeerderd in die zin dat zij naast de onder 4.1 vermelde vorderingen thans ook vordert dat KNVB wordt geboden:
om bij het organiseren van een wedstrijd in het betaald voetbal de regelgeving Richtlijn Bestrijding Verbaal Geweld, onderdeel van het Handboek competitiezaken betaald voetbal, volledig en stipt na te leven.
Spoedeisend belang
4.4
Het hof stelt voorop dat bij beantwoording van de vraag of een in kort geding verlangde voorziening, hetzij na toewijzing, hetzij na weigering daarvan, in hoger beroep voor toewijzing in aanmerking komt, zo nodig ambtshalve, mede dient te worden beoordeeld of de eisende partij ten tijde van het arrest van het hof bij die voorziening een spoedeisend belang heeft (HR 31 mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE3437).
4.5
De vraag of een eisende partij in kort geding voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening, dient beantwoord te worden aan de hand van een afweging van de belangen van partijen, beoordeeld naar de toestand ten tijde van de uitspraak.
Uitgaande van dit criterium is het hof van oordeel dat Stichting BAN bij de door haar gevorderde voorzieningen geen spoedeisend belang heeft. Daartoe overweegt het hof als volgt.
4.6
Van belang is in dit verband dat KNVB tot op heden, zoals Stichting BAN heeft erkend (memorie van grieven, punt 46), slechts één keer, en wel tijdens de Bekerfinale op 20 april 2014, niet is opgetreden tegen ongewenste spreekkoren.
Het ging op 20 april 2014 enkel om spreekkoren waarin de woorden “Jood/Joden” door Ajax-supporters zelf als geuzennaam worden gebruikt en die de afgelopen tientallen jaren met grote regelmaat tijdens wedstrijden van Ajax te horen zijn geweest.
Als Stichting BAN inderdaad zo’n spoedeisend belang zou hebben bij het (doen) stoppen van deze spreekkoren had het, zoals KNVB ook aanvoert, voor de hand gelegen dat Stichting BAN ook (en al eerder) Ajax zou hebben aangesproken. Dat is echter niet gebeurd. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat Ajax (ook) niet optreedt tegen de bedoelde spreekkoren of tegen het gebruik door haar supporters van de woorden "Jood/Joden" en dat Stichting BAN niet heeft toegelicht welke afspraken zij met Ajax heeft gemaakt en waarom zij op grond daarvan Ajax sindsdien niet meer aanspreekt, terwijl juist Ajax geacht moet worden op de ontstane praktijk aanmerkelijke invloed te kunnen uitoefenen. Stichting BAN heeft niet gesteld dat zij inmiddels wel actie heeft ondernomen of gaat ondernemen tegen Ajax. Stichting BAN heeft in grief III nog wel bij gebrek aan wetenschap betwist dat Ajax niet zou optreden tegen de bedoelde spreekkoren. Nu Stichting BAN echter niet heeft betwist dat de afgelopen tientallen jaren met grote regelmaat soortgelijke spreekkoren tijdens wedstrijden van Ajax te horen zijn geweest noch dat liederen met zinnen als “wie niet springt die is geen jood” op de website www.vak410.nl – een website van Ajaxsupporters – staan, is niet aannemelijk dat Ajax (adequaat) tegen de spreekkoren optreedt.
In eerste aanleg bestond er nog de concrete dreiging dat er tijdens de door KNVB op
3 augustus 2014 te organiseren wedstrijd om de Johan Cruijffschaal (wederom) de bedoelde spreekkoren te horen zouden zijn. In hoger beroep is een dergelijke concrete dreiging niet gesteld, noch anderszins aannemelijk geworden.
4.7
Daar komt nog bij dat KNVB ter zitting in eerste aanleg heeft aangeboden om het voortouw te nemen in het overleg met alle betrokkenen (teneinde een manier te bedenken hoe de spreekkoren zouden kunnen worden teruggedrongen), waarop de voorzieningenrechter heeft overwogen dat Stichting BAN op grond daarvan mag verwachten dat KNVB het hare zal doen om dat gesprek op gang te brengen en te houden. Stichting BAN heeft niet gesteld dat KNVB tot op heden niet aan die verwachtingen heeft voldaan. Aannemelijk is dus dat er door KNVB wordt gewerkt aan het terugdringen van de bewuste spreekkoren.
4.8
Op de voorgaande gronden is het hof van oordeel dat Stichting BAN niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom zij op dit moment spoedeisend belang heeft bij de door haar gevraagde voorzieningen. Reeds op deze grond dienen de gevorderde voorzieningen te worden afgewezen. De overige grieven behoeven om deze reden nadere geen bespreking.
4.9
Ten overvloede overweegt het hof nog dat de vorm waarin Stichting BAN de vordering heeft ingesteld zich niet leent voor toewijzing in kort geding. Stichting BAN vordert geen concrete (orde)maatregel, maar een algemeen geformuleerd gebod tot nakoming van de Richtlijn bestrijding verbaal geweld en tot het nemen van adequate maatregelen ter voorkoming van bedoelde spreekkoren. Het is de vraag of de algemene regels van voormelde Richtlijn zich lenen voor het terugdringen van de in 3.3 vermelde spreekkoren en derhalve of de algemene regels zijn aan te merken als de door Stichting BAN gevorderde adequate maatregelen, hetgeen KNVB gemotiveerd heeft betwist. KNVB heeft gemotiveerd gesteld dat de aanpak van de litigieuze spreekkoren via overleg dient plaats te vinden en niet zonder draagvlak onder de supporters kan worden bereikt. Het kort geding is naar zijn aard niet geschikt om deze vraag te behandelen en te beantwoorden. In zoverre sluit het hof zich aan bij r.o. 4.6 van het bestreden vonnis. De grieven treffen geen doel.
4.1
Ook om die reden kunnen de gevorderde voorzieningen niet worden toegewezen.

5.De slotsom

5.1
De grieven falen dan wel behoeven geen verdere bespreking. Bij gebrek aan spoedeisend belang dienen de vorderingen te worden afgewezen, zodat het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd.
5.2
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof Stichting BAN in de kosten van het hoger beroep veroordelen.

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep in kort geding:
bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 25 juli 2014;
veroordeelt Stichting BAN in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van KNVB vastgesteld op € 704,-- aan verschotten en op € 812,-- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.C. Frankena, J.H. Lieber en L.J de Kerpel-Van de Poel en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2015.