In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep van een kort geding tussen Stichting Bestrijding Antisemitisme (Stichting BAN) en de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB). Stichting BAN had in eerste aanleg vorderingen ingesteld tegen de KNVB, omdat zij van mening was dat de KNVB niet adequaat had opgetreden tegen antisemitische spreekkoren die tijdens de Bekerfinale op 20 april 2014 door Ajax-supporters waren geuit. De voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland had de vorderingen van Stichting BAN afgewezen, wat Stichting BAN in hoger beroep aanvecht.
Het hof heeft in zijn uitspraak de feiten zoals vastgesteld in het vonnis van de voorzieningenrechter overgenomen en geconcludeerd dat Stichting BAN geen spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorzieningen. Het hof overweegt dat de KNVB tot op heden slechts één keer niet heeft opgetreden tegen ongewenste spreekkoren en dat Stichting BAN niet heeft aangetoond dat er een actuele dreiging is dat deze spreekkoren zich opnieuw zullen voordoen. Bovendien heeft de KNVB aangeboden om in overleg te treden met betrokkenen om de spreekkoren terug te dringen, wat het hof als een positieve ontwikkeling beschouwt.
De vorderingen van Stichting BAN zijn afgewezen, en het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd. Stichting BAN is in de kosten van het hoger beroep veroordeeld. Het hof benadrukt dat de vorderingen van Stichting BAN niet geschikt zijn voor behandeling in kort geding, omdat zij geen concrete maatregelen vordert maar een algemeen gebod tot nakoming van de Richtlijn Bestrijding Verbaal Geweld.