Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
gevestigd te Tiel,
1.Het verdere verloop van het geding
17 juni 2014 heeft overwogen.
3.De beslissing
W. Duitemeijer en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 12 mei 2015.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 mei 2015 een beschikking gegeven in hoger beroep. De zaak betreft een verzoeker die, ondanks een appelverbod, hoger beroep heeft ingesteld tegen een beschikking van de kantonrechter. Het hof heeft eerder een prejudiciële vraag gesteld aan de Hoge Raad over de vraag wie als 'de rechter die in laatste feitelijke instantie over de zaak heeft geoordeeld' moet worden beschouwd, in het kader van artikel 384 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De Hoge Raad heeft op 5 december 2014 geoordeeld dat in het geval van een doorbrekingsgrond de kantonrechter als de laatste feitelijke rechter moet worden aangemerkt.
Het hof heeft in zijn beschikking van 12 mei 2015 geconcludeerd dat het onbevoegd is om van het verzoek van de verzoeker kennis te nemen, omdat de beschikking in eerste aanleg door de kantonrechter van de rechtbank Arnhem (locatie Tiel) is gegeven. Deze beschikking is vóór 1 januari 2013 afgegeven, waardoor de kantonrechter in de rechtbank Gelderland bevoegd is om het verzoek tot herziening te behandelen. Het hof heeft de zaak daarom verwezen naar de kantonrechter in de rechtbank Gelderland (locatie Arnhem).
De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en de betrokken partijen zijn op de hoogte gesteld van de uitkomst van de procedure.