In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen van de gemeente Weesp, opgelegd op 31 juli 2013. De naheffingsaanslag, ter hoogte van € 57,20, werd opgelegd nadat belanghebbende zijn auto had stilgezet op een parkeerplaats nabij een juwelier. De heffingsambtenaar handhaafde de aanslag na bezwaar, waarna belanghebbende in beroep ging bij de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna belanghebbende hoger beroep instelde bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Tijdens de zitting op 30 april 2015 werd het geschil besproken, waarbij belanghebbende stelde dat hij zijn auto slechts had stilgezet om een klok op te halen, en dat er dus sprake was van 'onmiddellijk laden en lossen'. De heffingsambtenaar betoogde echter dat er sprake was van 'parkeren' in de zin van de gemeentelijke verordening. Het Hof oordeelde dat belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat hij daadwerkelijk bezig was met het laden of lossen van de klok, aangezien hij geen activiteiten had verricht die als zodanig konden worden aangemerkt.
Het Hof concludeerde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, omdat belanghebbende zijn auto had stilgezet zonder dat er sprake was van de noodzakelijke handelingen voor laden of lossen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het Hof achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 7 mei 2015, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.