ECLI:NL:GHARL:2015:2733

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 april 2015
Publicatiedatum
16 april 2015
Zaaknummer
14/00929
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verrekening van leges bij omgevingsvergunning en vertrouwensbeginsel

In deze zaak gaat het om een geschil over de leges die in rekening zijn gebracht aan [X] BV door de heffingsambtenaar van de gemeente Maasdriel. De belanghebbende had in 2012 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning, maar deze werd niet in behandeling genomen. Vervolgens werd er een bedrag aan leges van € 978,29 in rekening gebracht. Later diende de belanghebbende een tweede aanvraag in, waarvoor een bedrag van € 7.955,46 aan leges werd opgelegd. De rechtbank Gelderland oordeelde dat de leges voor de tweede aanvraag terecht waren, maar dat de reprokosten van € 133,40 ten onrechte in rekening waren gebracht. De belanghebbende stelde in hoger beroep dat de leges van de eerste aanvraag verrekend moesten worden met de leges van de tweede aanvraag. De heffingsambtenaar stelde in incidenteel hoger beroep dat de rechtbank ten onrechte de reprokosten had afgewezen.

Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelde dat de belanghebbende gerechtvaardigd vertrouwen had dat de leges van de eerste aanvraag verrekend konden worden met de leges van de tweede aanvraag. Het Hof verklaarde het principaal hoger beroep van de belanghebbende gegrond en het incidenteel hoger beroep van de heffingsambtenaar ongegrond. De in rekening gebrachte leges werden verminderd tot € 6.843,77. Tevens werd de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende tot een bedrag van € 240 en moest de gemeente Maasdriel de door belanghebbende betaalde griffierechten vergoeden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 14/00929
uitspraakdatum:
14 april 2015
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] BV, gevestigd te
[Z](hierna: belanghebbende),
en het incidentele hoger beroep van
de heffingsambtenaar van de gemeente Maasdriel(hierna: de heffingsambtenaar),
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 17 juli 2014, nummer AWB 13/5741, in het geding tussen belanghebbende en de heffingsambtenaar.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Bij besluit van 4 september 2012 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasdriel (hierna: het college) besloten belanghebbendes aanvraag voor een omgevingsvergunning niet in behandeling te nemen.
1.2.
Aan belanghebbende is bij schriftelijke kennisgeving van 6 september 2012 ter zake van het (niet verder) in behandeling nemen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning een bedrag aan leges in rekening gebracht van € 978,29.
1.3.
Bij besluit van 19 december 2012 heeft het college aan belanghebbende (alsnog) een omgevingsvergunning verleend.
1.4.
Aan belanghebbende is bij schriftelijke kennisgeving van 20 december 2012 ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning een bedrag aan leges in rekening gebracht van € 7.955,46.
1.5.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de in rekening gebrachte leges van € 7.955,46. De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar van 12 augustus 2013 het bedrag aan leges gehandhaafd.
1.6.
Belanghebbende is tegen die uitspraak van de heffingsambtenaar in beroep gekomen. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft bij uitspraak van 17 juli 2014 het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, en het in rekening gebrachte bedrag aan leges verminderd tot € 7.822,06.
1.7.
Belanghebbende heeft bij faxbericht van 27 augustus 2014 tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.8.
De heffingsambtenaar heeft bij brief van 28 november 2014, ingekomen bij het Hof op 2 december 2014, een verweerschrift ingediend en daarbij incidenteel hoger beroep ingesteld.
1.9.
Belanghebbende heeft een verweerschrift in incidenteel hoger beroep ingediend.
1.10.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 maart 2015. Belanghebbende is vertegenwoordigd door haar (middellijk) directeur en enig aandeelhouder [A], vergezeld van zijn echtgenote. De heffingsambtenaar is vertegenwoordigd door [B].
1.11.
Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en overgelegd.

2.Feiten

2.1.
Belanghebbende heeft op 31 mei 2012 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het vergroten van een bestaand bedrijfsgebouw. In de projectomschrijving is vermeld “vergroten tot 400 vierkante meter aan de achterzijde bestaande bebouwing”. De door belanghebbende geraamde kosten bedragen € 75.000.
2.2.
Blijkens een advies van 12 juni 2012 acht de welstandscommissie het bouwplan in strijd met de redelijke eisen van welstand. Bij brief van 17 juli 2012 heeft het college aan belanghebbende geschreven dat het besluit is verdaagd vanwege het negatieve welstandsadvies en strijdigheid met het bestemmingsplan.
2.3.
Belanghebbende heeft vervolgens een aangepaste bouwtekening ingediend. De welstandscommissie heeft bij advies van 14 augustus 2012 dit wederom afgekeurd. Belanghebbende heeft op 20 augustus 2012 nogmaals een aangepaste bouwtekening ingediend. Daarbij is voorzien in vervanging – sloop en herbouw – van de bestaande bedrijfshal. Dit bouwplan is voorgelegd aan de rayonarchitect van de welstandscommissie, die per e-mail zijn instemming kenbaar heeft gemaakt. Hierop heeft belanghebbende de wens te kennen gegeven dat de aanvraag conform laatstgenoemd bouwplan wordt afgedaan.
2.4.
Bij besluit van 4 september 2012 heeft het college besloten belanghebbendes aanvraag van 31 mei 2012 niet in behandeling te nemen. In dit besluit is onder meer het volgende overwogen:
“Op 31 mei 2012 hebben wij uw aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen voor het vergroten van de bestaande bebouwing aan de achterzijde. (…)
Uw aanvraag is geregistreerd onder nummer [00000]. Over de voortgang van de behandeling van uw aanvraag delen wij u het volgende mede.
Ontbrekende gegevens
Uw aanvraag voldeed niet aan de in de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor) gestelde voorschriften voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning. Geconstateerd is dat onder meer het bodemonderzoek ontbreekt en plattegronden aangevuld dienen te worden.
Besluit aanvraag niet behandelen
Omdat uw aanvraag volgens ons oordeel niet voldoet aan de voorschriften voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning, besluiten wij op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht, om uw aanvraag niet in behandeling te nemen. U kunt uw project op grond van deze aanvraag niet realiseren.
Hoewel wij u, overeenkomstig artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht, in de gelegenheid hadden moeten stellen de aanvraag ontvankelijk te maken is hiervoor, in overleg met uw gemachtigde de heer [C], niet voor gekozen. Gezien de niet ondergeschikte wijziging van het ontwerp naar aanleiding van het negatieve welstandsadvies zou de oorspronkelijke aanvraag op grond hiervan geweigerd moeten worden. Hierdoor zouden de leges voor u hoger uitvallen.
(…)
Legeskosten
Overeenkomstig de legesverordening bent u voor het in behandeling nemen van uw aanvraag voor een omgevingsvergunning leges verschuldigd tot een bedrag van € 978,29. Een factuur hiervoor wordt apart toegezonden. (…)
Indien binnen 1 jaar na het besluit tot het niet in behandeling nemen van de aanvraag een nieuwe aanvraag wordt ingediend voor hetzelfde bouwplan, worden deze leges met de behandeling van de nieuwe aanvraag verschuldigde leges verrekend. Door uw gemachtigde is aangegeven dat de aanvraag opnieuw wordt ingediend nadat de resultaten van het bodemonderzoek bekend zijn.”
2.5.
Het college heeft als bijlage bij het besluit van 4 september 2012 gevoegd de originele bouwtekening van april 2012, alsmede de aangepaste bouwtekening van augustus 2012. Met laatstgenoemde tekening – betreffende de vervanging van de bestaande bedrijfshal – was de rayonarchitect van de welstandscommissie eerder akkoord gegaan. Op deze aangepaste bouwtekening is een stempel geplaatst met de volgende tekst:
“buiten behandeling
Hoort bij gemandateerd/besluit namens
Burgemeester en wethouders van Maasdriel
d.d. 4 sep 2012 [00000]
Afdeling Publiekszaken”
2.6.
Aan belanghebbende is bij schriftelijke kennisgeving van 6 september 2012 ter zake van het (niet verder) in behandeling nemen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning een bedrag aan leges in rekening gebracht van € 978,29.
2.7.
Belanghebbende heeft op 24 september 2012 een tweede aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. In de projectomschrijving is vermeld “vervangen bestaande bedrijfshal aan de [a-straat] 11 te [Z]”. Daarbij gaat het om het oprichten van een nieuwe bedrijfshal met de volgende oppervlakten: systeemvloer 376,65 m², tussenvloer 131,32 m² en bedrijfskantoor (in hal) 94,89 m². De door belanghebbende geraamde kosten bedragen € 120.000.
2.8.
Bij besluit van 19 december 2012 heeft het college aan belanghebbende (alsnog) een omgevingsvergunning verleend. Als bijlage bij dit besluit is gevoegd de aangepaste bouwtekening van augustus 2012.
2.9.
Aan belanghebbende is bij schriftelijke kennisgeving van 20 december 2012 ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning een bedrag aan leges in rekening gebracht van € 7.955,46. Daarvan heeft een bedrag van € 133,40 betrekking op reprokosten in verband met de digitale aanlevering van stukken bij de aanvraag.
2.10.
De Rechtbank heeft geoordeeld dat geen sprake is van eenzelfde aanvraag, dat daarom voor de tweede aanvraag terecht leges in rekening zijn gebracht, dat voor de grondslag van de legesheffing terecht is aangesloten bij de prijzen van “bedrijfshallen” in de bouwkostentabel, dat de heffingsambtenaar evenwel ten onrechte de reprokosten van € 133,40 in rekening heeft gebracht, zodat de in rekening gebrachte leges met dat bedrag verminderd dienen te worden tot een bedrag van € 7.822,06.

3.Geschil

3.1.
In geschil is of aan belanghebbende tot het juiste bedrag leges in rekening zijn gebracht.
3.2.
Belanghebbende betoogt in hoger beroep uitsluitend dat de leges van € 978,29 die voor de eerste aanvraag verschuldigd waren, verrekend dienen te worden met de voor de tweede aanvraag verschuldigde leges.
3.3.
De heffingambtenaar betoogt in het incidenteel hoger beroep dat de Rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de reprokosten van € 133,40 niet in rekening mogen worden gebracht.
3.4.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot vermindering van de in rekening gebrachte leges tot een bedrag van € 7.822,06 minus € 978,29, ofwel € 6.843,77.
3.5.
De heffingsambtenaar concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot bevestiging van de uitspraak op bezwaar.

4.Beoordeling van het geschil

Verrekening van leges
4.1.
In rechte te beschermen vertrouwen kan in beginsel alleen worden gewekt door een daartoe bevoegd bestuursorgaan. Gelet daarop kan in beginsel alleen de heffingsambtenaar in rechte te beschermen vertrouwen wekken met betrekking tot de legesheffing.
4.2.
In het onderhavige geval mocht belanghebbende evenwel redelijkerwijs aannemen dat de door het college gedane uitlatingen in het besluit van 4 september 2012 kunnen worden toegerekend aan de heffingsambtenaar. Redengevend daarvoor is dat in het besluit van 4 september 2012 de schijn van bevoegdheid is gewekt doordat daarin uitvoerig de verschuldigde leges en de mogelijkheid van bezwaar aan de orde zijn gesteld. De heffingsambtenaar is mitsdien gebonden aan de uitlatingen in het besluit van 4 september 2012.
4.3.
Belanghebbende heeft ter zitting betoogd dat weliswaar de wijziging van het oorspronkelijke bouwplan van dien aard is dat niet kan worden gesproken van hetzelfde bouwplan, maar dat bij hem het vertrouwen is gewekt dat het besluit van 4 september 2012 ook betrekking had op het gewijzigde bouwplan – zoals neergelegd in de aangepaste bouwtekening van 20 augustus 2012 – en dat dit meebrengt dat de nieuwe aanvraag dus is ingediend voor datzelfde bouwplan. In dat geval dient op grond van artikel 2.5.5 van de Tarieventabel behorende bij de Legesverordening 2012 van de gemeente Maasdriel (hierna: Tarieventabel), welk artikel ook is geciteerd in de laatste alinea van het besluit van 4 september 2012, verrekening van leges plaats te vinden, aldus belanghebbende.
4.4.
Het Hof is van oordeel dat bij belanghebbende een gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat het besluit van 4 september 2012 ook betrekking had op het gewijzigde bouwplan. Redengevend daarvoor is dat in het besluit van 4 september 2012 is overwogen dat de aanvraag niet voldoet aan de gestelde voorschriften omdat onder meer een bodemonderzoek ontbreekt, dit terwijl alleen voor het gewijzigde bouwplan een bouwonderzoek nodig was. Verder is als bijlage bij het besluit de aangepaste bouwtekening van 20 augustus 2012 gevoegd, met daarop een stempel met de tekst “buiten behandeling” en het registratienummer [00000] dat gelijk is aan het nummer van de originele aanvraag en het besluit van 4 september 2012. Nu bij belanghebbende een gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat het besluit van 4 september 2012 ook betrekking had op het gewijzigde bouwplan, mocht hij ook ervan uitgaan dat de nieuwe aanvraag – betrekking hebbende op de aangepaste bouwtekening van 20 augustus 2012 – hetzelfde bouwplan zou betreffen. Dit brengt mee dat verrekening van leges dient plaats te vinden op grond van artikel 2.5.5 van de Tarieventabel. De in rekening gebrachte leges worden derhalve met een bedrag van € 978,29 verminderd tot € 6.843,77.
Ontvankelijkheid incidenteel hoger beroep
4.5.
In artikel 1, van de Overgangsbepalingen van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Wet van 20 december 2012, Staatsblad 2012/682), is bepaald dat op hoger beroep tegen een op of na 1 juli 2013 bekendgemaakte rechtbankuitspraak het (nieuwe) recht, zoals onder meer neergelegd in artikel 8:110 Algemene wet bestuursrecht (Awb), van toepassing is.
4.6.
Het onderhavige hoger beroep is ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank van 17 juli 2014. Daarop is derhalve het nieuwe recht van toepassing.
4.7.
Ingevolge artikel 8:110, lid 2, Awb, wordt het incidenteel hoger beroep ingesteld binnen zes weken nadat de hogerberoepsrechter de gronden van het hoger beroep aan de desbetreffende partij heeft gezonden.
4.8.
De Griffier van het Hof heeft bij brief van 28 oktober 2014 aan de heffingsambtenaar een afschrift van het ontvangen beroepschrift toegezonden. De termijn voor incidenteel hoger beroep eindigt derhalve op 9 december 2014.
4.9.
De heffingsambtenaar heeft bij brief van 28 november 2014, ingekomen bij het Hof op 2 december 2014, incidenteel hoger beroep ingesteld. Het door de heffingsambtenaar ingestelde hoger beroep is derhalve ontvankelijk.
Incidenteel hoger beroep: reprokosten
4.10.
In de Tarieventabel is onder meer het volgende bepaald:

Titel 1 Algemene dienstverlening
(…)
Hoofdstuk 20 Diversen
(…)
1.20.2
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van:
(…)
1.20.2.2 afschriften, doorslagen of fotokopieën van stukken, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen:
1.20.2.2.1 per pagina op papier van A4- of A3-formaat € 0,70;
1.20.2.2.2 per pagina op papier van A4- of A3-formaat in kleur € 1,00
1.20.2.2.3 per pagina op papier van een formaat groter als gesteld in 1.20.2.2.1 € 3,65
1.20.2.2.4 per pagina op papier van een formaat groter als gesteld in 1.20.2.2.2 € 7,30
(…)
Titel 2 Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving/ omgevingsvergunning
(…)
2.3.1.6
Digitale ingediende aanvraag
In geval bij een digitale ingediende aanvraag omgevingsvergunning ter behandeling door of namens de gemeente reprokosten gemaakt moeten worden, worden de kosten als in artikel 1.20.2.2 in rekening gebracht.
(…)
4.11.
Belanghebbende heeft op 24 september 2012 de (tweede) aanvraag voor een omgevingsvergunning digitaal ingediend. Blijkens de toelichting van de heffingsambtenaar wordt ook een digitaal ingediende aanvraag door de gemeente schriftelijk afgehandeld. Daartoe wordt elk stuk in drievoud gekopieerd. Volgens de heffingsambtenaar zijn zowel voor de behandeling van de aanvraag drie sets nodig (voor de plantoetser, voor de welstandscommissie en voor de gemeente zelf), als voor de afhandeling en archivering (voor gemeentearchief, voor gemachtigde en voor Belastingsamenwerking Rivierenland (BSR)). Alleen van het Rapport verkennend bodemonderzoek behoeft geen kopie aan BSR te worden verstrekt.
4.12.
Op grond van artikel 2.3.1.6 van de Tarieventabel zijn reprokosten van € 133,40 aan belanghebbende in rekening gebracht. Deze kosten zijn als volgt gespecificeerd:
Aanvraagformulier (9 pagina’s A4): 9 x 3 x € 0,70 = € 18,90
Slooptekening bestaande loods (1 pagina A0): 1 x 3 x € 3,65 = 10,95
Gevels en plattegronden (1 pagina A0): 1 x 3 x € 3,65 = 10,95
Doorsneden en details (1 pagina A0): 1 x 3 x € 3,65 = 10,95
Overzicht kozijnen (1 pagina A1): 1 x 3 x € 3,65 = 10,95
EPU berekening (4 pagina’s A4): 4 x 3 x € 0,70 = 8,40
Rapport bodemonderzoek (46 pagina’s A4): 46 x 2 x € 0,70 =
64,40
Totaal € 135,50
4.13.
Naar het oordeel van het Hof is artikel 2.3.1.6 van de Tarieventabel, op grond waarvan leges worden geheven voor reprokosten die de gemeente moet maken bij een digitaal ingediende aanvraag omgevingsvergunning, onverbindend. Redengevend daarvoor is dat deze bepaling de belastingplichtige niet in staat stelt de omvang van de verschuldigde leges te leren kennen vóór het in behandeling nemen van de aanvraag (vgl. HR 22 juli 1985, nr. 22.780, ECLI:NL:HR:2985:AW8220 en HR 2 december 2005, nr. 40.079, ECLI:NL:HR: 2005:AR7769). Voor de belastingplichtige is immers vooraf niet inzichtelijk of, en zo ja welke, reprokosten de gemeente moet maken bij een digitaal ingediende aanvraag voor een omgevingsvergunning. Bovendien is in de Legesverordening niet bepaald dat aan de belastingplichtige vooraf voldoende inzicht wordt gegeven in het beloop van het aan hem in rekening te brengen bedrag aan reprokosten. Gelet op het voorgaande heeft de Rechtbank terecht geoordeeld dat de reprokosten van € 133,40 niet in rekening mogen worden gebracht. Het incidenteel hoger beroep van de heffingsambtenaar dient derhalve ongegrond te worden verklaard.

5.Proceskosten

Belanghebbende heeft het Hof verzocht de heffingsambtenaar te veroordelen in de kosten van het hoger beroep die betrekking hebben op verletkosten van € 240 voor het bijwonen van de zitting en op kosten van tijdverzuim voor de voorbereidende handelingen voor de zitting van € 240. De heffingsambtenaar heeft ter zitting de verletkosten voor het bijwonen van de zitting en de hoogte ervan desgevraagd erkend. De kosten van tijdverzuim voor de voorbereidende handelingen komen echter niet voor vergoeding in aanmerking (vgl. HR 21 maart 2001, nr. 35.988, ECLI:NL:HR:2001:AB0636; HR 21 september 2012, nr. 11/02928, ECLI:NL:HR:2012: BX7940). Nu belanghebbende ter zitting is vertegenwoordigd door haar (middellijk) directeur en enig aandeelhouder (hierna: de dga), komen de eventuele verletkosten van de echtgenote van de dga evenmin voor vergoeding in aanmerking.

6.Beslissing

Het Hof:
  • verklaart het principaal hoger beroep van belanghebbende gegrond,
  • verklaart het incidenteel hoger beroep van de heffingsambtenaar ongegrond,
  • vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
  • vernietigt de uitspraak van de heffingsambtenaar,
  • vermindert de in rekening gebrachte leges tot een bedrag van € 6.843,77,
  • veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 240,
  • gelast dat de gemeente Maasdriel de door belanghebbende betaalde griffierechten van in totaal € 811 (€ 318 in beroep en € 493 in hoger beroep) aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J.H. van Suilen, voorzitter, mr. J.A. Monsma en mr. C.M. Ettema, in tegenwoordigheid van drs. S. Darwinkel als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
14 april 2015.
De griffier, De voorzitter,
(S. Darwinkel) (A.J.H. van Suilen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op: 14 april 2015
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
zes wekenna de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
postbus 20303, 2500 EH Den Haag
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 – het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.