In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 maart 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [X] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de verschuldigde omzetbelasting over het privégebruik van een auto door een werknemer van de belanghebbende over het jaar 2011. De belanghebbende had aangifte gedaan voor de omzetbelasting over het tijdvak van 1 december 2011 tot en met 31 december 2011, maar had bezwaar gemaakt tegen de voldoening op aangifte. De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep ongegrond, waarna de belanghebbende in hoger beroep ging.
De belanghebbende stelde dat de wijziging van de regelgeving per 1 juli 2011 invloed had op de verschuldigde omzetbelasting over het privégebruik van de auto. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende de omzetbelasting over het privégebruik van de auto in het eerste halfjaar van 2011 verschuldigd was, ondanks de goedkeuring in het Besluit van 9 februari 2009. Het Hof concludeerde dat de belanghebbende niet had aangetoond dat zij recht had op een vermindering van de omzetbelasting en dat de Inspecteur de juiste standpunten had ingenomen.
Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van de belanghebbende faalde. De proceskosten werden niet toegewezen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen kregen de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.