In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in hoger beroep over de verschuldigde omzetbelasting door een ondernemer in verband met het privégebruik van een auto. De belanghebbende, een C.V., had over het tijdvak van 1 oktober 2011 tot en met 31 december 2011 aangifte omzetbelasting gedaan en een bedrag van € 4.987 aangegeven. Na bezwaar van de belanghebbende heeft de Inspecteur het te betalen bedrag vastgesteld op € 4.767, met een teruggaaf van € 220. De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond, waarna de belanghebbende hoger beroep instelde.
De belanghebbende betoogde dat de forfaitaire regeling voor het privégebruik van de auto in strijd is met het Unierecht en dat er geen omzetbelasting verschuldigd is. De Inspecteur voerde aan dat de forfaitaire regeling een tegemoetkoming is en dat de belanghebbende de wettelijke regeling kan toepassen, mits zij de benodigde gegevens verstrekt. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende niet voldoende gegevens had verstrekt om aan te tonen dat de door de Inspecteur berekende omzetbelasting onjuist was. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de belanghebbende geen recht had op een aanvullende teruggaaf van omzetbelasting.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor ondernemers om een goede kilometeradministratie bij te houden en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichting. Het Hof concludeerde dat de belanghebbende niet in haar bewijslast was geslaagd en dat de forfaitaire regeling niet in strijd was met het Unierecht, mits de ondernemer de keuze heeft om de wettelijke regeling toe te passen.