In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die het bezwaar van belanghebbende tegen een aanslag schenkbelasting niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens termijnoverschrijding. De aanslag, gedateerd op 30 oktober 2012, betrof een bedrag van € 1.297, opgelegd na een schenking van € 18.000 door de moeder van belanghebbende. Belanghebbende diende haar bezwaarschrift op 14 februari 2013 in, wat door de Inspecteur op 26 februari 2013 werd ontvangen, en dit was buiten de wettelijke bezwaartermijn van zes weken die eindigde op 11 december 2012.
Belanghebbende stelde dat zij op advies van een medewerker van de Belastingtelefoon had gewacht met het indienen van bezwaar, omdat er nieuwe regelgeving in aantocht was die haar mogelijk ten goede zou komen. Het Hof oordeelde echter dat belanghebbende niet redelijkerwijs kon vertrouwen op de mededeling van de medewerker van de Belastingtelefoon, aangezien zij geen vragen had gesteld over het indienen van bezwaar. Het Hof benadrukte dat de bezwaartermijn strikt in acht genomen moet worden en dat de Inspecteur niet kan afzien van het beroep op termijnoverschrijding.
Uiteindelijk concludeerde het Hof dat het beroep op artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht faalde, omdat belanghebbende niet tijdig bezwaar had gemaakt. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werden geen proceskosten toegewezen, en de uitspraak werd openbaar uitgesproken op 24 maart 2015.