Uitspraak
1.[appellant 1],
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De inhoud van de procesdossiers
3.De feiten
grief 1 in het principaal appelheeft betwist dat het oorspronkelijke plan in onderling overleg is gewijzigd en dat dit heeft geleid tot een nieuwe begroting van [geïntimeerde] van 1 maart 2005, welke uitkwam op een bouwsom van € 358.516,12 inclusief btw (genoemd vonnis onder 2.5). Nu dat feit gemotiveerd wordt betwist, staat het niet als onweersproken vast. In zoverre slaagt de grief, zonder dat dit op zichzelf kan leiden tot vernietiging van de bestreden vonnissen. Aangevuld met andere tussen partijen vaststaande feiten staat gelet op het voorgaande het volgende tussen partijen vast.
op regiebasisaan [appellant] gepresenteerd. De totale bouwsom inclusief meer- en
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De bespreking van de (overige) grieven
€ 18.171,98-
€ 302.198,10-
grief 1 in het incidenteel appelbetoogt [geïntimeerde] primair dat, nu de architect van [appellant] namens hem de eindafrekening heeft goedgekeurd, [appellant] daaraan is gebonden en dat om die reden alsnog op basis van die eindafrekening moet worden afgerekend. [geïntimeerde] wijst er daarbij op dat de rechtbank in een procedure die is gevoerd tussen [appellant] en [architect] zou hebben aangenomen dat [architect] de eindafrekening namens [appellant] heeft goedgekeurd. Het hof stelt voorop dat beslissingen in de procedure tussen [architect] en [appellant] geen gezag van gewijsde hebben in de onderhavige zaak, tussen andere partijen. Bovendien ziet de onderhavige stelling eraan voorbij dat [geïntimeerde] bij gelegenheid van de comparitie op 1 maart 2006 (blijkens het PV daarvan, p. 3, alinea 1) uitdrukkelijk heeft ingestemd met een afrekening op basis van een vaste aanneemsom van € 265.000,- inclusief btw, vermeerderd met het saldo van meer- en minderwerk. Zij ging er daarbij vanuit dat dit tot een nog hoger bedrag zou leiden. Aan deze, door [geïntimeerde] in punt 5 van haar conclusie van repliek/akte wijziging van eis herbevestigde, afspraak is [geïntimeerde] gebonden. Reeds in eerste aanleg heeft zij (op een later moment) getracht toch weer op een andere manier af te rekenen (akte wijziging van eis d.d. 22 augustus 2007, onderdeel 11) maar de rechtbank is daarin terecht niet meegegaan: zie het vonnis van 21 mei 2008 onder 2.3 en 2.4, waartegen geen grieven zijn aangevoerd. Het aanbod van [geïntimeerde] om te bewijzen dat [architect] de eindafrekening (die is gebaseerd op afrekening
op basis van regie) heeft goedgekeurd mist op grond van het voorgaande relevantie. Het primaire deel van de grief faalt.
15 oktober 2005. [appellant] betwist dat deze facturen op dat moment opeisbaar waren. Hij wijst erop dat een aanneemsom van € 265.000,- inclusief btw overeengekomen was, te betalen in 10 termijnen van € 26.500,-, waarvan de laatste pas bij oplevering opeisbaar zou zijn (prod. 2 bij inleidende dagvaarding). [appellant] had echter voor de oplevering op voorschotbasis al meer dan de aanneemsom betaald, te weten: € 302.198,10. In wezen heeft hij aldus een deel meerwerk betaald, terwijl het meerwerk pas bij oplevering mag worden afgerekend. De twee niet betaalde facturen waren voorschotten op het (verder) in rekening te brengen meerwerk. Die facturen heeft [appellant] onbetaald gelaten omdat hij nog steeds geen inzicht had in de financiële stand van zaken. [appellant] verkeerde dan ook niet in verzuim en [geïntimeerde] mocht dan ook niet haar verplichting tot uitvoering van opleveringspunten opschorten. Het werk is in mei 2005 opgeleverd. Vanwege de openstaande facturen heeft [geïntimeerde] ten onrechte geweigerd de opleveringspunten te herstellen. Vervolgens heeft [geïntimeerde] een eindafrekening gepresenteerd die leidde tot een forse overschrijding van de aanneemsom en daarmee het budget. Pas met het door de rechtbank gelaste deskundigenbericht is duidelijkheid gekomen over het meerwerk, aldus nog steeds [appellant].
grief 4in het incidenteel appel wordt geklaagd dat de rechtbank ten onrechte aan [appellant] een vergoeding heeft toegekend voor de kosten van de door hem ingeschakelde deskundige van de Vereniging Eigen Huis. Het hof stelt vast dat in de toelichting op de grief geen verweren worden aangevoerd die niet door de rechtbank gemotiveerd zijn verworpen en waarbij het hof zich aansluit. Het hof voegt daar, onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen (onder het kopje wettelijke rente) inzake de nota’s van 8 en 15 april 2005 dat [geïntimeerde] haar verplichtingen tot uitvoering van opleveringswerkzaamheden niet bevoegd heeft opgeschort. De grief faalt.
overige grieven in het principaal appelziet het hof als ondersteuning van de hiervoor besproken grieven in het principaal appel. Als zodanig heeft het hof het daarin gestelde in zijn beoordeling meegewogen. Bedoelde grieven hebben echter geen zelfstandige betekenis, nu zij zich niet richten tegen een van de andere onderdelen van de door de rechtbank opgemaakte eindafrekening, noch tegen de door de rechtbank uitgesproken partiële ontbinding. Het hof wijst in dit verband op de stelling van [appellant] dat hij bereid is met [geïntimeerde] af te rekenen conform het door de deskundige vastgestelde bedrag.