Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellante],
[appellante],
Litecad B.V.,
Litecad,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van de rechtbank Noord-Nederland om een voorlopig getuigenverhoor te bevelen. De appellante, een besloten vennootschap gevestigd te Arnhem, had in eerste aanleg verzocht om een voorlopig getuigenverhoor, maar dit verzoek werd afgewezen door de rechtbank. De rechtbank oordeelde dat de appellante onvoldoende concrete invulling had gegeven aan het gestelde onrechtmatige handelen van de geïntimeerde, Litecad B.V., en dat de afspraken tussen partijen niet konden leiden tot een in rechte afdwingbare vordering.
In hoger beroep heeft de appellante de beschikking van de rechtbank bestreden en verzocht om vernietiging van de afwijzing en alsnog een voorlopig getuigenverhoor te bevelen. Het hof heeft geoordeeld dat het verzoek van de appellante aan de eisen voor toewijzing voldoet. Het hof benadrukte dat de uitleg van de partijafspraak en de betekenis van het belemmeringsverbod in artikel 9a van de Waadi niet aan de rechter die oordeelt over het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor toekomt, maar aan de rechter die over de bodemzaak moet oordelen.
Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en bepaald dat de rechtbank Noord-Nederland alsnog een voorlopig getuigenverhoor dient te bevelen. Tevens heeft het hof de kosten van het geding in eerste aanleg gecompenseerd en Litecad veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De uitspraak is gedaan door een drie leden tellende kamer en is openbaar uitgesproken.