Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/kantoor Groningen(hierna: de Inspecteur)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of de Inspecteur een juiste Verklaring Arbeidsrelatie (VAR) heeft afgegeven aan de belanghebbende voor het kalenderjaar 2013. De belanghebbende, die in 1974 is geboren, had eerder een VAR Winst uit Onderneming (WUO) ontvangen, maar de Inspecteur had de voordelen uit zijn activiteiten aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden. De belanghebbende had in 2013 werkzaamheden verricht voor verschillende bedrijven, waaronder distributie van dagbladen en folders, en had hiervoor een vergoeding ontvangen. Na een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarin het beroep van de belanghebbende ongegrond werd verklaard, heeft hij hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 7 oktober 2014 in Leeuwarden zijn de gemachtigde van de belanghebbende en de vertegenwoordiger van de Inspecteur gehoord. De belanghebbende stelde dat zijn activiteiten als geheel moeten worden gekwalificeerd als winst uit onderneming, terwijl de Inspecteur dit betwistte. Het Hof heeft de relevante juridische bepalingen en jurisprudentie in overweging genomen, waaronder de definitie van een ondernemer volgens de Wet inkomstenbelasting 2001 en de factoren die bepalen of sprake is van een onderneming.
Het Hof concludeerde dat de belanghebbende niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij met zijn activiteiten ondernemersrisico loopt en dat zijn activiteiten niet voldoen aan de criteria voor ondernemerschap. De eerdere inschrijving in het handelsregister en de betaling van omzetbelasting werden niet als voldoende bewijs beschouwd voor het ondernemerschap. Het Hof oordeelde dat de voordelen uit de activiteiten van de belanghebbende als resultaat uit overige werkzaamheden moeten worden aangemerkt, en bevestigde daarmee de uitspraak van de rechtbank. De beslissing van het Hof houdt in dat de belanghebbende geen recht heeft op een VAR WUO voor het jaar 2013.