In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende [Z] tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 24 december 2013, waarin de heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen de waarde van de onroerende zaak aan de [a-straat] 30 te [Z] heeft vastgesteld. De heffingsambtenaar heeft de waarde voor het kalenderjaar 2011 vastgesteld op € 279.000 en voor 2012 op € 269.000. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststellingen, maar de rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard. In hoger beroep stelt belanghebbende dat de heffingsambtenaar de onroerende zaak onjuist heeft afgebakend en dat de waarde te hoog is vastgesteld, mede in verband met mogelijke bodemverontreiniging. Tijdens de zitting op 20 augustus 2014 zijn beide partijen gehoord. Het Hof oordeelt dat de heffingsambtenaar de oppervlakte van de onroerende zaak correct heeft berekend en dat er geen feiten zijn aangevoerd die de objectafbakening in twijfel trekken. Wat betreft de bodemverontreiniging oordeelt het Hof dat de heffingsambtenaar ten onrechte stelt dat bij mogelijke bodemverontreiniging geen waardedruk in aanmerking wordt genomen. Het Hof concludeert dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarden niet te hoog zijn en wijst het verzoek van belanghebbende om getuigen te horen af. Het hoger beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard.