ECLI:NL:GHARL:2014:8648

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 november 2014
Publicatiedatum
11 november 2014
Zaaknummer
200.139.726-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over vordering tussen rechtspersonen na cessie

In deze zaak gaat het om een kort geding dat is ingesteld door [appellant] tegen [geïntimeerde], rechtsopvolger van [rechtsvoorganger] B.V. De kern van het geschil betreft de vraag of [geïntimeerde] gerechtigd is om een vordering op [appellant] te executeren, gezien het feit dat de oorspronkelijke schuldeiser en [geïntimeerde] niet dezelfde rechtspersonen zijn. De voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel heeft in eerste aanleg de vordering van [appellant] afgewezen, omdat [geïntimeerde] als rechthebbende op de vordering is te beschouwen.

Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de dagvaarding op 6 november 2013 is uitgebracht. De appellant heeft in hoger beroep gevorderd het vonnis van de rechtbank te vernietigen en de vorderingen toe te wijzen. Het hof heeft vastgesteld dat de cessie van de vordering op [appellant] op 10 augustus 2006 heeft plaatsgevonden, waarbij [Y] B.V. de vordering heeft verkregen. De eigendom van de vordering is vervolgens door een fusie op 31 maart 2013 teruggekeerd naar [geïntimeerde].

Het hof concludeert dat de grieven van [appellant] falen, omdat de rechtsopvolging en de geldigheid van de cessie niet ter discussie staan. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep. De proceskosten worden vastgesteld op € 948,- voor salaris en € 683,- voor verschotten, met een uitvoerbaar bij voorraad verklaring voor de proceskostenveroordeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.139.726/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel C/08/142733 / KG ZA 13-305)
arrest in het kort geding van de tweede kamer van 11 november 2014
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. E.T. van Dalen, kantoorhoudend te Groningen,
tegen
[geïntimeerde], rechtsopvolger van [rechtsvoorganger] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. A. Vaarkamp, kantoorhoudend te Zwolle.

1.Het geding in eerste aanleg

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis in kort geding van 9 oktober 2013 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure is als volgt:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 6 november 2013,
- de memorie van grieven (met productie),
- de memorie van antwoord (met producties),
- een akte van [appellant],
- een antwoordakte van [geïntimeerde].
2.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
2.3
De vordering in hoger beroep van [appellant] luidt:
"
Het is op deze gronden dat appellante doet concluderen dat het Uw Gerechtshof moge behagen, te vernietigen het vonnis van de Rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, d.d. 9 oktober 2013 tussen partijen in kort gewezen en opnieuw rechtdoende - zo nodig onder aanvulling en/of verbetering der gronden - en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad de vorderingen van appellante (voorheen eiseres) toe te wijzen, dan wel een beslissing te nemen welk Uw Hof in deze juist acht, met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties.”

3.De vaststaande feiten

3.1
Tussen partijen staat in dit hoger beroep het volgende vast.
3.1.1
Op 12 augustus 1999 heeft de kantonrechter van het Kantongerecht te Zuidbroek [appellant] ([appellant]) veroordeeld tot betaling aan Wehkamp B.V. (hierna Wehkamp te noemen) van
f883,88 met rente ad 1.712% per maand over dit bedrag sinds 25 juli 1999 tot de dag der algehele voldoening. [appellant] is daarnaast veroordeeld in de kosten van het geding. Het vonnis is op 10 september 1999 in persoon aan [appellant] betekend.
3.1.2
Blijkens de handelsregisterhistorie zoals vermeld in een ‘Online inzage uittreksel’ van de Kamer van koophandel van Wehkamp Finance B.V. (KvK-nummer 05025359) luidde de statutaire naam en de handelsnaam van deze vennootschap vanaf de datum van oprichting (2 april 1991) tot 12 april 2006 Wehkamp, met dien verstande dat gedurende die periode (slechts) op 18 januari 2006 (ook) de statutaire naam en handelsnaam Wehkamp Finance in het register is opgenomen.
3.1.3
Een op 10 augustus 2006 opgemaakte akte van cessie luidt, voor zover relevant, als volgt.
“De ondergetekenden:
De besloten vennootschap Wehkamp Finance B.V., statutair gevestigd en kantoorhoudende te Zwolle, aan de [adres 2]. in deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer [X], Commercieel & Operationeel Directeur, hierna te noemen:Cedent
en
De besloten vennootschap [Y] B.V., statutair gevestigd en kantoorhoudende te Zwolle aan de [adres 1], in deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer [Z], Statutair Directeur van RFS Holland Holding B.V. en namens [Y] B.V. geparafeerd door de heer [Q], Manager Finance & Business Control, hierna te noemen:Cessionaris
Komen als volgt overeen:
De Cedent draagt bij ondertekening van deze akte aan Cessionaris onder de voorwaarden van de tussen Cedent en Cessionaris ondertekende Koopovereenkomst d.d. 10 augustus 2006 (hierna, de Koopovereenkomst) over en Cessionaris accepteert onder dezelfde voorwaarden: alle Portefeuillevorderingen als bedoeld in de Koopovereenkomst, inclusief nevenrechten, zoals nader gespecificeerd in het, mede als cessielijst geldende portefeuille overzicht dat alsbijlage IIaan de Koopovereenkomst is gehecht.
Cessionaris deelt de ondertekening van deze akte van cessie mede aan de betreffende debiteuren van Cedent onder de Portefeuillevorderingen (hierna te noemen: deMededeling) door middel van een door Cedent en Cessionaris gezamenlijk op te stellen en goed te keuren mededelingsbrief .
De overige voorwaarden die van toepassing zijn op de koop, verkoop en cessie van de Portefeuille vorderingen, zijn door ondergetekenden in voornoemde afzonderlijke Koopovereenkomst vastgelegd.”
3.1.4
Blijkens de handelsregisterhistorie zoals vermeld in een ‘Online inzage uittreksel’ van de Kamer van koophandel van [geïntimeerde] (kortweg [geïntimeerde] te noemen; KvK-nummer 05025428) luidde de statutaire naam van deze vennootschap tot 3 september 2007 [Y] B.V.
3.1.5
Een op 24 januari 2011 gedateerde ‘receivables purchase agreement’ tussen [geïntimeerde] en [rechtsvoorganger] luidt onder meer als volgt.

Herein both legally represented by [R], Managing Director of both companies;
Hereinafter both referred to as Party or Parties;
whereas:
(a) as per January 1st 2011 the legal ownership of all purchased and in the future to be purchased portfolios by [geïntimeerde] will be transferred to [rechtsvoorganger];
(
(b) . [geïntimeerde] has agreed to sell and assign to [rechtsvoorganger] and [rechtsvoorganger] has agreed to purchase and accept the assignment from [geïntimeerde] of all current and future portfolios on the terms and subject to the conditions set forth in this Purchase Agreement.”
3.1.6
Bij brief van 9 november 2012 heeft GGN Tijhuis & Partners (GGN) [appellant] namens [rechtsvoorganger] (B.V.) gesommeerd binnen 5 dagen tot betaling over te gaan.
3.1.7
Op 28 februari 2013 is [appellant] op verzoek van [rechtsvoorganger] door GGN bij exploot aangezegd:

dat er op 10 augustus 2006 een akte van cessie is opgemaakt tussen [Y] B.V.en Wehkamp B.V. gevestigd te Zwolle, welke laatste ten deze vertegenwoordigd werd door Wehkamp Finance B.V., krachtens welke akte [Y] B.V. en thans derhalve [rechtsvoorganger] B.V., door cessie verkrijgster is geworden van de onder bovenstaand dossiernummer bij GGN in behandeling zijnde vordering van de besloten vennootschap Wehkamp B.V. op gerequireerde;
Dat [rechtsvoorganger] B.V., voorheen genaamd [Y] Purchase B.V., de rechtsopvolgster onder algemene titel is van [Y] B.V.;
Dat met voornoemde cessie de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van het terzake de onderhavige vordering tussen de besloten vennootschap Wehkamp B.V. en gerequireerde gewezen vonnis d.d. 12-08-1999, gewezen door Kantongerecht Zuidbroek krachtens gemelde rechtsovergangen is overgegaan op [rechtsvoorganger] B.V.’
3.1.8
Blijkens een op 31 maart 2013 gedateerde notariële akte is [geïntimeerde] als verkrijgende vennootschap gefuseerd met [rechtsvoorganger] als verdwijnende vennootschap.
3.1.9
Op 2 april 2013 heeft GGN namens [rechtsvoorganger] B.V. beslag gelegd op de auto van [appellant].
3.1.10
Bij brief van 13 augustus 2013 heeft GGN nadere beslaglegging aangekondigd.

4.Het geschil in eerste aanleg

4.1
[appellant] heeft gevorderd dat het [geïntimeerde] wordt verboden het vonnis van
12 augustus 1999 te executeren omdat [geïntimeerde] niet bevoegd is tot tenuitvoerlegging van een vonnis waarbij zij geen partij is. De voorzieningenrechter heeft deze vordering afgewezen omdat [geïntimeerde] inmiddels als rechthebbende is te beschouwen.

5.De grieven I en II: de relatie tussen Wehkamp en Wehkamp Finance

5.1
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat in de handelsregisterhistorie als oude statutaire naam van Wehkamp Finance wordt genoemd respectievelijk Wehkamp (2 april 1991 tot 18 januari 2006), Wehkamp Finance (18 januari 2006 en tot 18 januari 2006) en daarna weer Wehkamp (18 januari 2006 tot 12 april 2006). De rechtbank maakt daaruit op dat Wehkamp tot 12 april 2006 de statutaire naam was van het huidige Wehkamp Finance.
5.2
Het hof constateert dat uit deze handelsregisterhistorie, die op zichzelf niet ter discussie staat, blijkt dat Wehkamp Finance (KvK-nummer 05025359) op de datum van het verstekvonnis, op 12 augustus 1999, de statutaire naam Wehkamp droeg en die naam ook als handelsnaam voerde. Uit dit overzicht blijkt bovendien dat de statutaire naam en de handelsnaam van deze vennootschap ten tijde van de cessie, 10 augustus 2006
(vanaf 12 april 2006), Wehkamp Finance was.
5.3
Dat Wehkamp B.V. op 18 januari 2006 ook als statutaire naam en handelsnaam stond ingeschreven onder KvK-nummer 0827109571, kan aan het voorgaande niet afdoen, omdat de statutaire naam en handelsnaam van die besloten vennootschap blijkens de handelsregisterhistorie op 12 augustus 1999 luidde: [S] (Nederland) B.V.. Er kan dus geen twijfel over bestaan dat de veroordeling van [appellant] niet ten gunste van deze vennootschap is uitgesproken. Deze vennootschap heeft bovendien nooit de statutaire naam of handelsnaam Wehkamp Finance gevoerd.

6.De relatie tussen Wehkamp Finance en [Y]

6.1
De geldigheid van de cessie van 10 augustus 2006 staat niet ter discussie, zodat [Y] geacht moet worden daardoor eigenaar van de vordering te zijn geworden.

7.De grieven III en IV: de relatie tussen [Y] en [geïntimeerde]

7.1
[appellant] voert in haar derde grief aan dat uit het uittreksel van het handelsregister niet blijkt dat [geïntimeerde] dezelfde rechtspersoon is als [Y], omdat daaruit niet blijkt hoe de overgang tussen die vennootschappen is geregeld. Grief IV bouwt voort op deze stelling.
7.2
Ook deze grief moet falen, omdat uit het – in zoverre niet gemotiveerd bestreden - uittreksel blijkt dat de statutaire naam en handelsnaam van [geïntimeerde] (KvK-nummer 05025428) tot 3 september 2007 (dus nog tot na 10 augustus 2006) [Y] luidde.

8.Grief V: De relatie tussen [geïntimeerde] en [rechtsvoorganger]

8.1
Het voorgaande rechtvaardigt in het beperkte kader van dit kort geding de voorlopige conclusie dat de vordering van Wehkamp (later genaamd Wehkamp Finance) is gecedeerd aan [Y] (later genaamd [geïntimeerde]), en dat dus [geïntimeerde] in dit geschil bevoegd is tot executie van die vordering. Uit de door [geïntimeerde] zelf overgelegde stukken blijkt evenwel, dat bij ‘receivable purchase agreement’ van 24 januari 2011 ‘[geïntimeerde] has agreed to sell and assign to [rechtsvoorganger] and [rechtsvoorganger] has agreed to purchase and accept the assignment from [geïntimeerde] of all current and future portfolios’.
8.2
Met de vijfde grief bestrijdt [appellant] dat met de bijlage bij de genoemde agreement is aangetoond dat (ook) de onderhavige vordering door [geïntimeerde] aan [rechtsvoorganger] is overgedragen.
8.3
Het hof stelt bij de beoordeling van deze grief voorop dat tussen partijen vaststaat dat de eigendom van de vordering door cessie op 10 augustus 2006 op [geïntimeerde] (voorheen [Y]) is overgegaan, en dat door de overeenkomst van 24 januari 2011 alle vorderingen van [geïntimeerde] aan [rechtsvoorganger] zijn overgedragen. Aannemelijk is daarmee dat ook de vordering op [appellant] in die transactie is begrepen. Bovendien heeft [geïntimeerde] een cessielijst overgelegd, waarin onder meer onder ‘Wehkamp regular’ de vorderingen worden vermeld tussen [nummer 1] en [nummer 2]. De onderhavige vordering, die onbetwist het kenmerk [nummer 3] heeft (zoals vermeld op de cessielijst bij de akte van 10 augustus 2008), valt binnen dat bereik. Een en ander betekent dat het er in dit kort geding voor moet worden gehouden dat [rechtsvoorganger] op 24 januari 2011 door cessie eigenaar van de vordering op [appellant] is geworden.
8.4
Onbestreden is ten slotte, dat de eigendom van deze vordering hierna door de fusie van 31 maart 2013 in de schoot van [geïntimeerde] is teruggekeerd.
8.5
Ook de laatste grief faalt dus.

9.Slotsom

9.1
De grieven falen, zodat het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd. Het hof zal [appellant] als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het hoger beroep veroordelen.
9.2
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde] zullen worden vastgesteld op:
- explootkosten
- griffierecht
- getuigentaxen
- kosten deskundigenbericht
totaal verschotten
0,00
en voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief: I
1,5 punten x € 632,0
948,- , te vermeerderen met nakosten.

10.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep in kort geding:
bekrachtigt het vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle van 9 oktober 2013;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 948,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op
€ 683,- voor verschotten;
te vermeerderen met de nakosten van € 131,- zonder betekening en € 199,- met betekening, en met verklaring dat de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad zal zijn, zulks
te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en - voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. M.W. Zandbergen, mr. L. Janse en mr. R.A. van der Pol en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 11 november 2014.