Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De verdere beoordeling
Nieuwe grief?
grief IIgesteld dat de rechtbank in het vonnis van 16 februari 2011 ten onrechte heeft aangenomen dat het niet ter discussie staat dat verkopen van het pand als woonhuis de enige optie was en dat het pand voor de verbouwing totaal ongeschikt was voor bewoning. [appellant] meent dat verkoop als winkelpand ook mogelijk is geweest.
grief IVin essentie bestreden het oordeel van de rechtbank dat de door [geïntimeerde] gemaakte verbouwingskosten € 23.000,- hebben bedragen. [appellant] vindt dat [geïntimeerde] de door hem opgevoerde kosten niet voldoende heeft onderbouwd, dat deze kosten te hoog zijn en deels onnodig gemaakt.
grief Vgesteld dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat [geïntimeerde] schade heeft geleden van € 8.487,42 voor door hem betaalde hypothecaire lasten. [appellant] bestrijdt niet het oordeel van de rechtbank dat de door [geïntimeerde] doorbetaalde hypotheeklasten als schadevergoeding in aanmerking komen (aldus het mondelinge vonnis van 16 februari 2011). Ook bestrijdt [appellant] niet het oordeel van de rechtbank dat [geïntimeerde] geen fiscaal voordeel heeft genoten in de vorm van hypotheekrente-aftrek. Het hof zal daarom ook daarvan uitgaan.
grief I in het incidenteel appelgesteld dat de rechtbank ten onrechte niet de door hem in de periode 2006 tot en met 2008 betaalde hypothecaire rente van € 24.016,32, als schade heeft toegewezen.
grieven VI, VII en VIIIbezwaar tegen dat de rechtbank de door [geïntimeerde] gevorderde kosten die verband houden met de kort-geding procedures heeft toegewezen op grond van onrechtmatige daad.
grief VII in het incidenteel appelaangevoerd dat [appellant] ook op grond van artikel 3:96 BW gehouden is de kosten ter zake van de kort-geding-procedures te voldoen. Bij deze grief heeft [geïntimeerde] gezien het voorgaande geen belang meer, zodat het hof deze grief onbesproken zal laten.
grief II in het incidenteel appelgesteld dat de rechtbank ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de leges die verschuldigd in verband met een voor het pand aangevraagde bouwvergunning ad € 1.049,39. Volgens [geïntimeerde] heeft hij dat bedrag, met een kleine verhoging, in januari 2008 aan de gemeente betaald. Hij stelt dat hij toen een bedrag van € 1099,27 aan de gemeente heeft voldaan.
grief III in het incidenteel appelaanspraak gemaakt op een vergoeding ter hoogte van de wettelijke rente over het bedrag van € 47.916,42 dat hij naar zijn zeggen zou hebben ontvangen wanneer [X] de koopovereenkomst niet had ontbonden, te weten: € 180.000,- minus de hoofdsom van de hypothecaire lening ad € 132.083,58.
grief IV in het incidenteel appeldat de rechtbank ten onrechte geen rekening heeft gehouden met buitengerechtelijke incassokosten.
grief V in het incidenteel appeldat [appellant] moet worden veroordeeld om vanaf 18 augustus 2005 wettelijke rente over het toe te wijzen schadebedrag aan hem te voldoen.
grief VI in het incidenteel appeldat de rechtbank ten onrechte de door hem gevorderde verklaring voor recht heeft afgewezen.
grief VIIIonder meer bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de rechtbank dat de door hem op 11 augustus 2010 genomen akte geen vergoedingsgrondslag oplevert.