De deskundige heeft toen, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende verklaard.
Ik ken patiënten met Ménière; dit gebruik ik als referentiekader. Dit zijn er niet honderden, maar ongeveer 15 patiënten. Ik doe dit werk ongeveer 30 jaar. Deskundigenonderzoeken doe ik nu ongeveer 15 jaar. Op jaarbasis doe ik 200 à 250 onderzoeken.
Vaak hoor ik van de patiënten met Ménière dat gesprekken met twee mensen nog wel lukken, maar dat dit lastiger wordt naarmate er twee of meer mensen bij een gesprek aanwezig zijn. Ik maximeer het aantal mensen bij gesprekken tot twee. Daarbij luister ik niet alleen, maar observeer ik ook het gedrag. Ik merk dat niet alleen het luisteren bij een gesprek met twee mensen in het geding is, maar ook de aandachtsverdeling. Het is inspannender om drie mensen of meer te observeren in een gesprek dan als het er twee zijn. N.a.v. het tussenvonnis ben ik ook bij mezelf te rade gegaan. Ik merk dat niet alleen het luisteren, maar ook het moeten observeren van mensen belangrijk is. Als er meer dan twee mensen bij een gesprek aanwezig zijn, zal men ook met het hoofd moeten bewegen om het gesprek bij te houden. Juist bij de ziekte van Ménière is het bewegen van het hoofd een inspanning.
Ik kan geen concrete literatuur noemen waarin dit bevestigd wordt. Ik heb mij daarnaast niet bijzonder in de ziekte van Ménière verdiept. Wat ik zelf heb ervaren is een bekend gegeven.
Naar aanleiding van de cesuur tussen 1/2 en meer dan 2 gesprekspartners en een opmerking over het bewegen van het hoofd: het is niet alleen het draaien van het hoofd. Het gaat ook om het observeren. Het komt vaak voor dat een andere persoon zich in het gesprek mengt, waarop moet worden ingespeeld. Het hangt van het gesprek dat men voert af of intunen in het gesprek moeite kost. De gesprekken die [appellant] voert zullen niet vrijblijvend zijn, het zal dus misschien energie kosten.
Op de vraag waarom ik geen glijdende schaal maak: ik denk dat naarmate [appellant] met meerdere mensen een gesprek moet voeren, met meer dan twee personen, dat het tempoverlies dan groter is wanneer hij een gesprek voert met 8 dan met 3 mensen. Bij heroverweging denk ik dat ik daarbij een verdere opmerking had moeten maken. Het is wellicht wat arbitrair. Ik wil nu toch, en daarbij kom ik op mijn tweede punt, opmerken dat in de procedure eerst een onderzoek is gedaan door [deskundige 1], de medisch specialist, en daarna door mij. Ik word geacht daarbij een vertaling te maken van het medisch onderzoek. De toegevoegde waarde is de anamnese tussen het rapport van de medisch specialist en de andere informatie.
De mensen die ik tot nu toe gezien heb met betrekking tot een verzekeringsdeskundig onderzoek met betrekking tot patiënten met Ménière hadden een andere dagindeling dan [appellant], een ander dagverhaal. Het dagverhaal is een belangrijk onderdeel van de anamnese. [appellant] is nog erg actief in de lokale politiek. Het valt op dat andere patiënten die ik heb gezien vertellen mij dat zij ’s avonds gevloerd zijn van de moeheid. Bij [appellant] lijkt het een ongestoord dagverhaal en lijkt [appellant] erg actief. Het is niet zo dat de politieke activiteit van [appellant] mijn onderzoeksuitkomst heeft doen kantelen. Het dagverhaal dat patiënten mij vertellen is een onderdeel van het onderzoek.
Naar aanleiding van de klachten van vermoeidheid: het gegeven dat [appellant] klachten heeft staat niet ter discussie. Het gaat erom wat iemand ondanks zijn klachten nog zou kunnen doen. Ik grijp toch weer terug op wat ik eerder heb gezegd: de anamnese in combinatie met de gegevens van [deskundige 1] geven mij te weinig aangrijpingspunten om tot een substantieel tempoverlies te concluderen.
(Hof: u zegt dat [appellant] op de toppen van zijn vermogen werkt, in de advocatuur. Kan dit niet leiden tot een tempoverlies? U stelt ook voldoende pauzes voor, die [appellant] gedurende de dag zou moeten nemen, vooral na activiteiten waarop [appellant] geen invloed heeft zoals zittingen en gesprekken. Dit zou er voor zorgen dat de vermoeidheidsklachten afnemen.)
De ervaring met andere patiënten heeft mij geleerd dat mensen met de ziekte van Ménière normaal gesproken een andere dagindeling hebben. De vermoeidheidsklachten spelen ook bij mensen die niet als advocaat werken. Het zijn vooral de vermoeidheidsklachten die voor iedereen spelen.
Naar aanleiding van de bevindingen van [deskundige 1]: het is in algemene zin zo dat curatief specialisten terughoudend dienen te zijn bij het geven van concrete oordelen over arbeidsongeschiktheid. [deskundige 1] zit al wat meer op mijn terrein als hij het heeft over de arbeidsongeschiktheid van [appellant].
(Hof: Kunt u niet uw onderzoek betrekken op de concrete daginvulling van [appellant]? Als [appellant] een zitting heeft met 3 cliënten bij de economisch politierechter van ongeveer 2,5 uur, wat voor impact heeft dat op de rest van de dag van [appellant]?)
Ik denk dat [appellant] de rest van de dag nog wel dingen kan doen, maar die moeten niet te veel concentratie vergen. Echter, dit is een vraag die op het gebied van de arbeidsdeskundige ligt. Als [appellant] een daginvulling heeft waarin hij 80% zware gesprekken met meer dan twee gesprekspartners moet voeren, dan zal hij een hoger tempoverlies hebben.
Ik heb vergeten te noemen dat mijn onderzoek gebaseerd is op (i) het rapport van [deskundige 1], (ii) informatie aangeleverd door behandelaars en (iii) mijn eigen observaties. Dit gesprek met Hekels was een één-op-één gesprek van 70 minuten. Dit is inderdaad niet representatief voor gesprekken met 3 personen of meer. Toch is hieruit af te leiden of de patiënt uiterlijk vermoeid is na afloop van het gesprek. Dit wordt allemaal meegewogen.
Op basis hiervan geef ik eventueel ook kritiek op de anamnese. Hiertoe zag ik geen aanleiding. Er is ook altijd de mogelijkheid voor de patiënt om dingen toe te voegen. Van deze mogelijkheid heeft [appellant] wel gebruik gemaakt.
Ik denk dat het uitmaakt of het eerste gesprek in de vroege ochtend en het tweede gesprek in de vroege middag plaatsvindt. Twee intensieve gesprekken zouden niet meteen op elkaar moeten aansluiten. Als er twee intensieve gesprekken plaatsvinden, met daartussen één uur pauze, betekent het niet dat [appellant] in de tussentijd (het ene uur pauze) volstrekt geen activiteiten kan verrichten. [appellant] zou bijvoorbeeld een gespreksverslag kunnen opstellen of een stuk kunnen schrijven.
Het maakt niet veel uit voor het werktempo als in de ochtend of in de middag een intensief gesprek plaatsvindt. Ook voor gezonde personen is het zo dat het beter is om een intensief gesprek in te plannen wanneer men genoeg energie heeft.
De beperking doet zich voornamelijk voor bij het voeren van gesprekken. Dit geldt een stuk minder voor de andere activiteiten die een advocaat moet verrichten.
(Mr. Visser: Ik verwijs naar het rapport van [deskundige 1]. Er wordt hier gesteld dat de activiteiten die [appellant] moet verrichten veel meer inspanning behoeven. Dit is veelomvattender dan uw bevindingen die zich richten op het voeren gesprekken. De klachten doen zich gedurende de gehele dag voor.)
U heeft het dan over cognitieve beperkingen. Hiermee bedoel ik de klachten die zich voordoen dat een patiënt meer moeite heeft met zich concentreren, vergeetachtigheid en het nodig heeft om extra notities te maken omdat hij anders vergeet.
Het wordt uit de stukken die tot mijn beschikking stonden niet duidelijk dat er cognitieve klachten naar voren zijn gekomen, zoals bijvoorbeeld verminderd concentratievermogen. Ik heb te weinig handvatten om alleen op basis van de vermoeidheidsklachten tot meer of omvattender beperkingen te komen.
De 15 patiënten die ik heb onderzocht, waren allemaal doorgeleerde mensen. De klacht bij Ménière is dat het concentratievermogen is verminderd. Dit is vooral hinderlijk bij bepaalde beroepen. Ik weet niet of er mensen bij waren met een vergelijkbare praktijk als [appellant]. Dat is voor mij ook niet van belang.
In mijn rapport zijn de vragen die ik heb gesteld niet vermeld, maar alleen de antwoorden van [appellant]. Ik wil nogmaals benadrukken dat de politieke avondactiviteit van [appellant] niet doorslaggevend is geweest in mijn rapport. Mijn anamnese is uitgebreider geweest. De informatie die ik heb betreft vooral de mededelingen gedaan door [appellant]. Ik besef dat het fractievoorzitterschap van een kleine lokale partij anders is dan in een stad als Rotterdam. Ik heb niet de indruk dat het [appellant] heel veel moeite kost om actief te zijn in de avonduren.
Ik ben arts sinds september 1979 met specialisatie verzekeringsarts. Ik heb in mijn hele loopbaan toch zeker drie mensen per jaar met Ménière gezien, dus minimaal 100 in totaal. Ongeveer 15 hiervan in het kader van deskundigenonderzoeken.
(Mr. Wervelman: Ik heb u horen zeggen dat de schaal wellicht wat glijdender moet. U hebt daarbij niets gezegd over een eventuele verandering in de belastbaarheid. Is het zo dat bij een glijdende schaal een hoger tempoverlies kan worden aangenomen?)
Ik was wat in verwarring gebracht. Als [appellant] een intensief gesprek met 8 personen moet leiden zou het tempoverlies hoger zijn, in de zin dat [appellant] een langere pauze zou moeten nemen. Het is echter niet onmogelijk. Een eventueel percentage hierbij noemen zou arbitrair zijn. Dit zou niet over-all leiden tot een wijziging in de belastbaarheid.