Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster, verder te noemen: de moeder,
verder te noemen: de juridische vader,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
In maart 2014 is [kind] onderzocht door Karakter. Uit dit onderzoek is gebleken dat bij [kind] sprake is van een autistische stoornis en een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit. Karakter heeft IPG (thuisbegeleiding gericht op alle gezinsleden om te leren omgaan met [kind] en zijn beperkingen) geadviseerd. IPG is op 10 juni 2014 gestart. Op 20 maart 2014 heeft bij de stichting een intakegesprek plaatsgevonden, waarbij de moeder, de juridische vader, de biologische vader, mevrouw Vos van Lindenhout en mevrouw M. van Scherrenburg van de stichting aanwezig waren. Tijdens dit gesprek is duidelijk geworden dat de indicatie voor omgangsbegeleiding nog niet kan worden afgegeven, omdat daar nog een ander traject aan vooraf dient te gaan, te weten de statusvoorlichting aan [kind]. Omdat vanuit Karakter is aangegeven dat statusvoorlichting erg belangrijk is, heeft de stichting met de biologische ouders en de juridische vader afgesproken dienaangaande het advies van Karakter op te volgen, dat in september 2014 zal komen. Duidelijk is voorts dat in het intakegesprek op 20 maart 2014 is afgesproken dat de moeder maandelijks een recente foto van [kind] aan de vader zal toezenden, hetgeen zij ook doet. Bij de biologische vader en de moeder bestaat, zo bleek ter mondelinge behandeling, nog enige onduidelijkheid over de vraag of de moeder de rapportage van Karakter aan de vader dient toe te sturen. De moeder dient – zoals het hof afleidt uit de brief van de stichting van 1 juli 2014 - alleen het deel dat betrekking heeft op [kind], en dus niet het deel dat betrekking heeft op de overige gezinsleden, toe te zenden aan de vader. Het is de moeder voorts niet duidelijk of zij de vader maandelijks op eigen initiatief schriftelijk dient te informeren over het wel en wee van [kind], of dat de vader naar aanleiding van de maandelijkse toezending van een foto van [kind] bij de moeder actief dient te informeren naar [kind]. Het hof rekent het tot de taak van de moeder om er voor te zorgen dat de vader niet alleen maandelijks met een recente foto geïnformeerd wordt over [kind], maar ook met informatie over zijn gezondheid en ontwikkeling, zodat de vader zich een beeld kan vormen van zijn opgroeien. Het hof gaat ervan uit dat de stichting nog nader met de biologische vader zal spreken over of en hoe hij op de informatie over [kind] kan dan wel moet reageren.
6.De slotsom
7.De beslissing
4 februari 2014, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;