ECLI:NL:GHARL:2014:8037
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- J.D. den Hartog
- H. Abbink
- A.R. van der Winkel
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van het vonnis in een ontnemingszaak met betrekking tot loonheffing en kansspelbelasting
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. Het hof bevestigt het vonnis waarvan beroep, waarin de rechtbank op 22 oktober 2013 een ontnemingsvordering heeft toegewezen. De zaak betreft de vraag of de door de veroordeelde betaalde bedragen aan loonheffing en kansspelbelasting kunnen worden aangemerkt als kosten die in directe relatie staan tot de bewezenverklaarde feiten. Het hof oordeelt dat deze belastingen wel degelijk als kosten kunnen worden aangemerkt, ondanks het standpunt van de advocaat-generaal dat deze verplichtingen pas ontstaan bij het uitkeren van prijzen en het uitbetalen van loon. Het hof verwijst naar een arrest van de Hoge Raad uit 1998, waarin werd gesteld dat bij de vaststelling van wederrechtelijk verkregen voordeel geen rekening gehouden hoeft te worden met belastingheffing. Het hof concludeert dat in deze zaak de verschuldigde loonbelasting en kansspelbelasting niet onderhevig zijn aan het correctiemechanisme dat in het arrest van de Hoge Raad is genoemd. De advocaat-generaal had betoogd dat de belastingheffing al in mindering was gebracht bij de bepaling van het belastbare inkomen van de veroordeelde, maar het hof verwerpt deze stelling. Het hof bevestigt dat de ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel geen invloed heeft op de heffingsgrondslag van de belastingen, en dat de bedragen aan loonheffing en kansspelbelasting als kosten in mindering moeten worden gebracht bij de berekening van de ontnemingsmaatregel. De beslissing van het hof is daarmee in lijn met de eerdere uitspraak van de rechtbank, en het hof bevestigt het vonnis.