In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, is op 7 oktober 2014 een arrest gewezen in hoger beroep. De zaak betreft de gevolgen van de tussentijdse onttrekking van de advocaat van appellante, die niet op de hoogte was van de vervroeging van de procedure. De rechtbank had eerder in eerste aanleg twee kort geding vonnissen gewezen op 12 april 2013, waartegen appellante hoger beroep had ingesteld. De advocaat van appellante, mr. B.Y. Pije, had zich onttrokken, en er was geen nieuwe advocaat aangesteld, wat leidde tot complicaties in de procedure. Het hof oordeelde dat de strikte toepassing van artikel 6.4 van het Landelijk Procesreglement in dit geval niet kon worden toegepast, omdat dit zou leiden tot onredelijke gevolgen voor appellante. Het hof besloot de zaak aan te houden en opnieuw te verwijzen naar de rol voor het stellen van een nieuwe advocaat en het nemen van de memorie van grieven. De beslissing om de zaak aan te houden werd genomen om te voorkomen dat appellante haar recht op grieven zou verliezen door de onttrekking van haar advocaat. Het hof hield iedere verdere beslissing aan en verwees de zaak naar de rol van 21 oktober 2014.