ECLI:NL:GHLEE:2011:BU6258

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
29 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.035.396/01 tussenarrest
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onttrekking van advocaat en gevolgen voor ontslag van instantie in civiele procedure

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, gaat het om de gevolgen van de onttrekking van een advocaat voordat een comparitie wordt gehouden. De appellant, die in het principaal appel is, heeft geen verhinderdata overgelegd en zijn advocaat heeft zich aan de zaak onttrokken. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant in de gelegenheid is gesteld om een nieuwe advocaat te stellen, maar dit heeft hij niet gedaan. De geïntimeerden hebben op de rolzitting van 22 februari 2011 arrest gevraagd, met als argument dat de appellant van instantie zou moeten worden ontslagen. Het hof heeft echter geoordeeld dat het feit dat de appellant geen nieuwe advocaat heeft gesteld, niet leidt tot ontslag van instantie op basis van artikel 123 Rv juncto 353 Rv, aangezien dit artikel alleen van toepassing is wanneer aan het begin van de procedure geen advocaat is gesteld.

Het hof heeft in een eerder tussenarrest van 7 december 2010 vragen geformuleerd aan beide partijen, waarvan de appellant deze niet heeft kunnen beantwoorden. Het hof heeft besloten om de zaak naar de rol te verwijzen, zodat de geïntimeerden de vragen kunnen beantwoorden en de gevraagde stukken kunnen overleggen. De rechtsoverwegingen van het tussenarrest van 7 december 2010 worden hierbij overgenomen. Het hof houdt verdere beslissingen aan en verwijst de zaak naar de rol van 27 december 2011, waarbij de geïntimeerden de gelegenheid krijgen om nadere informatie te verstrekken. De uitspraak benadrukt de juridische implicaties van de onttrekking van een advocaat en de procedurele gevolgen daarvan in civiele zaken.

Uitspraak

Arrest d.d. 29 november 2011
Zaaknummer 200.035.396/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant in het principaal en geïntimeerde in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiser in reconventie,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. T.S. Nicolai, kantoorhoudende te Groningen (ontrokken),
tegen
1. [geïntimeerde sub 1],
gevestigd te Kerkenveld,
verder te noemen: [B.V. X]
2. [geïntimeerde sub 2],
gevestigd te Hoogeveen,
verder te noemen: [B.V. Y]
geïntimeerden in het principaal en appellanten in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: eisers in conventie en verweerders in reconventie,
hierna gezamenlijk te noemen: [geïntimeerden],
advocaat: mr. L.A.A. Ongenae, kantoorhoudende te Paterswolde.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 7 december 2010 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
Bij arrest van 7 december 2010 heeft het hof een comparitie van partijen gelast waartoe partijen verhinderdata moesten overleggen.
[appellant] heeft geen verhinderdata overgelegd. Ter rolle van 25 januari 2011 heeft zijn advocaat meedegedeeld zich aan de zaak te hebben onttrokken.
[appellant] is in de gelegenheid gesteld een nieuwe advocaat te stellen. Zulks heeft hij niet gedaan.
Op de rolzitting van 22 februari 2011 hebben [geïntimeerden] arrest gevraagd (ontslag van instantie).
Daartoe hebben zij op 8 maart 2011 de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest.
De verdere beoordeling
1. Het feit dat [appellant] niet opnieuw advocaat heeft gesteld, betekent, anders dan [geïntimeerden] menen, niet dat ingevolge artikel 123 Rv juncto 353 Rv thans [geïntimeerden] van instantie moeten worden ontslagen. Artikel 123 Rv ziet alleen op het geval dat aan het begin van de procedure geen advocaat is gesteld.
2. De gevolgen van de tussentijdse onttrekking van de advocaat zijn in de wet niet met zoveel woorden geregeld (zie ook HR 2 februari 2001, LJN:AA9764, NJ 2002,372). In het toepasselijke Landelijke procesreglement voor de civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven is bepaald (artikel 6.4) voor het geval dat zich geen nieuwe advocaat stelt, dat het recht om de proceshandeling te verrichten waar de zaak voor staat vervalt. Het betekent niet dat alle voordien verrichte proceshandelingen van onwaarde worden.
3. Het hof heeft in het tussenarrest van 7 december 2010 een aantal vragen aan beide partijen geformuleerd. Nu Beekelaer deze vragen niet heeft (kunnen) beantwoorden, zal het hof daaruit de gevolgen trekken die het geraden voorkomt. Ten aanzien van de vragen die het hof voor [geïntimeerden] heeft geformuleerd zal het hof de zaak naar de rol verwijzen opdat [geïntimeerden] deze vragen bij akte beantwoordt en alsnog de gevraagde stukken in het geding brengt.
Dit betreft de rechtsoverwegingen 8 (loonstrook en artikel 19 van de overnameovereenkomst) en 13 (de rechten van de stichting Kankerbescherming en de kanttekeningen bij de wederzijdse financiële gegevens) van het tussenarrest van 7 december 2010.
4. Het hof zal elke verdere beslissing aanhouden.
De beslissing
Het gerechtshof:
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 27 december 2011 teneinde [geïntimeerden] in de gelegenheid te stellen bij akte het hof nadere informatie te verstrekken zoals onder rechtsoverweging 3 bedoeld;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mrs. K. E. Mollema, voorzitter, J.H. Kuiper en H. De Hek, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 29 november 2011 in bijzijn van de griffier.