ECLI:NL:GHLEE:2011:BU6258
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Onttrekking van advocaat en gevolgen voor ontslag van instantie in civiele procedure
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, gaat het om de gevolgen van de onttrekking van een advocaat voordat een comparitie wordt gehouden. De appellant, die in het principaal appel is, heeft geen verhinderdata overgelegd en zijn advocaat heeft zich aan de zaak onttrokken. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant in de gelegenheid is gesteld om een nieuwe advocaat te stellen, maar dit heeft hij niet gedaan. De geïntimeerden hebben op de rolzitting van 22 februari 2011 arrest gevraagd, met als argument dat de appellant van instantie zou moeten worden ontslagen. Het hof heeft echter geoordeeld dat het feit dat de appellant geen nieuwe advocaat heeft gesteld, niet leidt tot ontslag van instantie op basis van artikel 123 Rv juncto 353 Rv, aangezien dit artikel alleen van toepassing is wanneer aan het begin van de procedure geen advocaat is gesteld.
Het hof heeft in een eerder tussenarrest van 7 december 2010 vragen geformuleerd aan beide partijen, waarvan de appellant deze niet heeft kunnen beantwoorden. Het hof heeft besloten om de zaak naar de rol te verwijzen, zodat de geïntimeerden de vragen kunnen beantwoorden en de gevraagde stukken kunnen overleggen. De rechtsoverwegingen van het tussenarrest van 7 december 2010 worden hierbij overgenomen. Het hof houdt verdere beslissingen aan en verwijst de zaak naar de rol van 27 december 2011, waarbij de geïntimeerden de gelegenheid krijgen om nadere informatie te verstrekken. De uitspraak benadrukt de juridische implicaties van de onttrekking van een advocaat en de procedurele gevolgen daarvan in civiele zaken.