In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om de aansprakelijkheid van A1B V.O.F. en haar vennoten (hierna: A1B c.s.) als assurantietussenpersoon in een geschil met BNP Paribas Cardif Schadeverzekeringen N.V. (hierna: Cardif) over een levensrisicoverzekering. De hoofdzaak betreft de vraag of A1B c.s. tekort is geschoten in hun zorgplicht jegens de verzekeringnemers, [verzekerde 1] en [verzekerde 2]. A1B had bemiddeld voor een overlijdensrisicoverzekering, maar de verzekering bleek niet tot stand te zijn gekomen omdat de premie niet was geïncasseerd. Na het overlijden van [verzekerde 1] heeft [verzekerde 2] aanspraak gemaakt op de verzekering, maar Cardif heeft de uitbetaling geweigerd, omdat A1B het certificaat niet had aangemeld.
Het hof oordeelt dat A1B c.s. toerekenbaar tekort zijn geschoten in hun verplichtingen. Het hof stelt vast dat A1B niet heeft gezorgd voor de benodigde gegevens voor de premie-incasso en dat zij niet heeft gecontroleerd of de verzekering daadwerkelijk was afgesloten. De rechtbank had eerder de vordering van Cardif tot betaling van € 75.000 toegewezen, maar de vordering in de vrijwaringszaak afgewezen. A1B c.s. hebben in hoger beroep grieven ingediend, maar het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank. Het hof concludeert dat er geen verzekeringsovereenkomst tot stand is gekomen en dat A1B c.s. verantwoordelijk zijn voor de ontstane schade.
De kosten van de procedure worden aan A1B c.s. opgelegd, en het hof wijst de vorderingen van A1B c.s. af. De uitspraak benadrukt de zorgplicht van assurantietussenpersonen en de noodzaak om adequaat te handelen bij het afsluiten van verzekeringen.