ECLI:NL:GHARL:2014:6973

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 september 2014
Publicatiedatum
9 september 2014
Zaaknummer
200.124.335-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake BPM restitutie bij import van auto uit Nederland naar België

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen een Belgische koper en een Nederlandse verkoper van een auto. De kern van het geschil betrof de vraag of partijen waren overeengekomen dat de Belgische koper verantwoordelijk was voor de registratie van de auto in België, zodat de Nederlandse verkoper de rest-BPM kon terugkrijgen. Het hof oordeelde dat niet bewezen was dat een dergelijke overeenkomst bestond. De Belgische koper, vertegenwoordigd door getuigen, verklaarde dat hij niet op de hoogte was van enige verplichting om de auto te registreren in België, terwijl de Nederlandse verkoper stelde dat dit wel was afgesproken. Het hof concludeerde dat de verklaringen van de getuigen niet voldoende bewijs boden voor de stelling van de Belgische koper. Hierdoor werd de vordering van de Belgische koper afgewezen en werden de eerdere vonnissen van de rechtbank vernietigd. De kosten van de procedure werden toegewezen aan de Belgische koper, die als in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.124.335/01
(zaaknummer rechtbank Zwolle-Lelystad 583324 CV EXPL 11-7495)
arrest van de tweede kamer van 9 september 2014
in de zaak van
de naamloze vennootschap naar Belgisch recht
[appellante],
gevestigd te [plaats],
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[appellante],
advocaat: mr. M.H. Bressers, kantoorhoudend te Barcelona,
tegen
[geïntimeerde],
gevestigd te [plaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. A.A.M. Hoogveld, kantoorhoudend te Maastricht.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 11 maart 2014 hier over.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Ingevolge het vermelde tussenarrest heeft op 10 juni 2014 een getuigenverhoor plaatsgevonden. Het hiervan opgemaakte proces-verbaal bevindt zich in afschrift bij de stukken.
1.2
Vervolgens zijn door [geïntimeerde] de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest en heeft het hof arrest bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1
Bij tussenarrest van 11 maart 2014 is [geïntimeerde] toegelaten te bewijzen dat partijen zijn overeengekomen dat [appellante] de auto in België zou registreren en daarvan een bewijs aan [geïntimeerde] zou toezenden.
2.2
Ter uitvoering van deze bewijsopdracht heeft [geïntimeerde] als getuigen doen horen haar werknemer [getuige 1] en [getuige 2], werknemer van [appellante].
2.3
Beide getuigen hebben bevestigd dat tussen hen het telefoongesprek heeft plaatsgevonden waarbij de koopovereenkomst met betrekking tot de Lexus tot stand is gekomen, zoals reeds tussen partijen vaststond (r.o. 3.1b van het tussenarrest).
2.4
[getuige 1] heeft voorts verklaard, voor zover van belang:
"Wij konden de rest-BPM in mindering brengen als de auto buiten Nederland in de EG geregistreerd zou worden. Daarom konden wij de rest-BPM in mindering brengen op de offerteprijs. Maar daarvoor was dus nodig dat de auto in België of een ander EG-land geregistreerd zou worden. Ik heb dit [getuige 2] duidelijk gemaakt. Het is ook een redelijk normale procedure. U vraagt mij hoe [getuige 2] daarop reageerde. Hij reageerde er niet op een aparte manier op. Ik had ook geen enkele reden om aan zijn oprechtheid te twijfelen. U vraagt mij waaruit ik afleidde dat hij had begrepen dat hier voor [appellante] een taak lag. Hij heeft dat zeker begrepen. Dat blijkt wel uit het feit dat hij nadien een aanvraagformulier voor inschrijving aan ons heeft toegezonden. U vraagt mij of voorafgaand aan die toezending contacten tussen mij en [getuige 2] hadden plaatsgevonden. Wij hebben zeker nog contact gehad over allerlei praktische zaken rond de afwikkeling van de koop. U vraagt mij of ik bij hem heb aangedrongen op registratie en toezending van het formulier. Dat heb ik zeker gedaan. Nu u dit dicteert zeg ik u dat het ging om een kopie van het Belgische kentekenbewijs. Dat moest dienen als bewijs van de registratie. U vraagt mij of het niet zo kan zijn dat [getuige 2] mij niet helemaal goed heeft begrepen tijdens het verkoopgesprek. Nee, dat is niet het geval, de enige naïviteit van mij is geweest dat ik het niet op schrift heb gezet. Van het ministerie van Financiën heb je negen weken de tijd om de registratie in de EG aan te tonen. Naar mate die termijn verder verstreek ben ik steeds steviger bij [getuige 2] gaan indringen op toezending van het bewijs van registratie. Toen medio augustus bleek dat de auto niet was geregistreerd en was uitgevoerd naar Japan werd het mij even koud op de rug. (…) Mr. Hage vraagt mij of ik de indruk had dat [getuige 2] begreep wat er met BPM werd bedoeld. Dat was niet zo moeilijk. Ik heb het uitgelegd dat de rest-BPM in mindering kwam en dat ik een kopie nodig had van de registratie in België. Er waren weinig vragen van zijn kant. Het was hem duidelijk. Het is ook geen ingewikkelde prestatie die van hem verlangd werd. Mr. Hage vraagt mij of het dus duidelijk was voor hem dat er iets van zijn kant verwacht werd. Ja, dit was hem duidelijk. Toen ik het aanvraagformulier ontving nam ik eerst aan dat het registratiebewijs spoedig zou volgen. Toen dit uitbleef ben ik hem gaan bellen. Hij zei iedere keer dat het goed zou komen. Ik denk dat ik hem wel zes tot negen keer gebeld heb. (…)"
2.5
Door [getuige 2] is, voor zover van belang, als volgt verklaard:
"(…) In juni 2010 kregen wij een opdracht van Toyota Tsusho om een bepaald type Lexus aan te kopen. Het ging om een Lexus LS460 die moest voldoen aan een aantal specificaties, zoals bouwjaar, opties en kilometerstand. Wij wisten op dat moment niet dat deze Toyota naar Japan verscheept zou gaan worden om te worden gebruikt voor productcontrole. Ik ben gaan zoeken naar dit type Lexus en kwam uiteindelijk uit bij [geïntimeerde]. Wij hadden tot dan toe geen ervaring met aankoop van auto’s uit Nederland. Ook was ik niet bekend met het fenomeen BPM restitutie. Ik heb met [getuige 1] gesproken over de specificaties en op dat moment nog niet over de prijs. Twee dagen later heb ik hem weer gesproken en toen bleek dat hij de prijs kon laten zakken van € 58.855,- naar € 57.500,-. Ik was toen nog niet geïnteresseerd. Dat weekend zou er een actieweekend bij [geïntimeerde] plaatsvinden en
[getuige 1] wilde eerst afwachten of hij de auto in Nederland kon verkopen. Die maandag heb ik weer contact met hem opgenomen. De prijs kon toen zakken naar € 53.500,- en daarop zou dan nog BPM in mindering kunnen komen als de auto naar België geëxporteerd zou worden. De berekening van het precieze bedrag bleek complex te zijn. Bij een volgend contact bleek het te gaan om een bedrag van €16.717,- aan rest-BPM dat op de koopsom in mindering kon komen. Ik ben daar toen mee akkoord gegaan. Het koopcontract is toegemaild en door ons ondertekend. Vervolgens waren er nog wat contacten, heeft de betaling plaatsgevonden en is de auto afgehaald. (…) Zoals ik al zei, waren wij niet bekend met het regime van teruggave van BPM. Wij kochten weleens in Duitsland, maar daar kennen ze geen BPM. [getuige 1] heeft mij in het kort uitgelegd wat het inhield en ik heb daarvan begrepen dat hij de BPM terug kon vragen als de auto naar België geëxporteerd zou worden. Hij heeft er niet bij gezegd dat de auto door ons geregistreerd zou moeten worden of dat er een andere nadere prestatie van ons verwacht werd. Een dergelijke voorwaarde is ook niet vastgelegd in het koopcontract en in de factuur. Als hij dat wel had gezegd dan hadden wij eenvoudig voor een dag-inschrijving kunnen zorgdragen.
Als de auto in België wordt geïmporteerd krijg je van de douane standaard een aanvraagformulier registratie met een afgestempelde 705-sticker. Dat formulier, dat verder niet is ingevuld, heb ik aan [geïntimeerde] toegezonden ten bewijze van de import in België. Het is overigens bij [appellante] gebruikelijk om dit formulier aan de verkoper toe te zenden. Ik ging ervan uit dat [geïntimeerde] hiermee de rest-BPM kon terug krijgen. Pas begin augustus heeft [getuige 1] weer contact met mij opgenomen en mij duidelijk gemaakt dat hij een bewijs van inschrijving van de auto in België nodig had. Ik heb toen contact met mijn opdrachtgever opgenomen en het bleek dat de auto al naar Japan was verscheept. Ik heb daar nog documentatie van opgevraagd en die toegezonden aan [geïntimeerde].
(…)
Ik heb verklaard dat een dag-inschrijving mogelijk was geweest. Het is niet zo dat ik daar ervaring mee heb. [appellante] heeft dat nooit verzorgd. Dat was ook niet nodig voor uit Duitsland geïmporteerde auto’s. Ik weet slechts dat het mogelijk was geweest. (…)".
2.6
Het hof stelt vast dat de verklaring van [getuige 1] correspondeert met het standpunt van [geïntimeerde] in deze procedure en dat de verklaring van [getuige 2] overeenkomt met het standpunt van [appellante], een en ander zoals uiteengezet in het tussenarrest.
[getuige 1] bevestigt dat [getuige 2] moet hebben begrepen dat [appellante] als verplichting op zich nam de Lexus in te schrijven met het oog op de BPM-restitutie.
[getuige 2] verklaart echter niet te hebben begrepen dat een dergelijke prestatie van [appellante] werd verwacht. Uit de verklaring van [getuige 1] blijkt niet concreet uit welke verklaring of gedraging van
[getuige 2] hij niettemin gerechtvaardigd mocht afleiden dat [getuige 2] dit wel had begrepen en er (namens [appellante]) mee instemde dat [appellante] ter zake een verplichting op zich nam. Uit het enkele feit dat [getuige 2] hem nadien een aanvraagformulier voor inschrijving heeft toegezonden valt dat ook niet af te leiden. Het hof verwijst naar wat hieromtrent in het tussenarrest is overwogen (r.o. 5.5.3).
2.7
Het hof concludeert dat [geïntimeerde] niet is geslaagd in het bewijs. Daarmee is niet vast komen te staan dat partijen zijn overeengekomen dat [appellante] de auto in België zou registreren en daarvan een bewijs aan [geïntimeerde] zou toezenden. Daarmee komt de grondslag aan de vordering van [geïntimeerde] te ontvallen. Het slagen van grief 1 (tegen het vonnis van 19 juni 2012) leidt er derhalve toe dat dit vonnis niet in stand kan blijven. Bij de bespreking van grief 2 tegen voormeld tussenvonnis heeft [appellante] geen belang. Daarmee slaagt tevens grief 1 tegen het eindvonnis van 23 oktober 2012 en zal ook dat vonnis worden vernietigd, onder afwijzing van het door [geïntimeerde] gevorderde en met veroordeling van [geïntimeerde] als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van beide instanties. De kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van [appellante] zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht
Nihil
totaal verschotten
Nihil
en voor salaris gemachtigde overeenkomstig het liquidatietarief:
2 punten x € 600,-:
1.200,-
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [appellante] zullen worden vastgesteld op:
- explootkosten
97,38
- griffierecht
1.862,-
- getuigentaxen
174,72
- kosten deskundigenbericht
totaal verschotten
2.134,10
en voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief:
1,5 punten x € 894,-:
1.341,-

3.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt de vonnissen van de rechtbank Zwolle-Lelystad, sector kanton, locatie Zwolle van 19 juni 2012 en 23 oktober 2010 en doet opnieuw recht:
wijst de vorderingen van [geïntimeerde] af;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van [appellante] wat betreft de eerste aanleg vastgesteld op € 1.200,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op nihil voor verschotten en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 1.341,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op € 2.134,10,- voor verschotten.
Dit arrest is gewezen door mr. L. Janse, mr. M.W. Zandbergen en mr. R.A. van der Pol en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 9 september 2014.