In deze zaak gaat het om een grensgeschil tussen twee partijen die beiden een perceel op een recreatiepark bezitten. De appellanten, die eigenaar zijn van een perceel met een recreatiewoning, claimen dat zij ook eigenaar zijn van een aangrenzende strook bos, die zij het 'bufferbosje' noemen. De appellanten hebben in eerste aanleg bij de rechtbank Zwolle-Lelystad een vordering ingesteld om te verklaren dat zij gezamenlijk eigenaar zijn van deze strook grond, dan wel dat zij deze door verjaring hebben verworven. De rechtbank heeft deze vorderingen afgewezen, waarna de appellanten in hoger beroep zijn gegaan.
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 2 september 2014 uitspraak gedaan. Het hof oordeelt dat de appellanten de eigendom van de strook grond niet hebben verworven, noch door overdracht, noch door verjaring. Het hof stelt vast dat de appellanten niet gedurende de vereiste periode van tien jaar het bezit van de strook grond voor zichzelf hebben uitgeoefend, zoals vereist volgens artikel 3:111 BW. De rechtbank had in haar vonnis van 18 januari 2012 terecht geoordeeld dat de appellanten niet de eigenaar zijn van het bufferbosje, en dat de eigendomsverhoudingen niet zijn gewijzigd door het gebruik van de grond door de appellanten.
Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt de appellanten in de kosten van het hoger beroep. De kosten worden vastgesteld op € 291,- voor verschotten en € 2.682,- voor het salaris van de advocaat. Dit arrest is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.