ECLI:NL:GHARL:2014:6492

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 augustus 2014
Publicatiedatum
19 augustus 2014
Zaaknummer
200.092.477-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van het rooster van personeel in de ambulancedienst en de gevolgen voor arbeidsvoorwaarden

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 augustus 2014, gaat het om een hoger beroep van een groep ambulancepersoneel tegen Stichting Regionale Ambulancevoorziening Groningen. De appellanten, werkzaam als ambulanceverpleegkundigen en -chauffeurs, hebben bezwaar gemaakt tegen een eenzijdige wijziging van hun rooster, die per 1 oktober 2008 werd doorgevoerd. Deze wijziging was ingegeven door de invoering van de '15 minutennorm', een wettelijke norm die de aanrijtijd van ambulances regelt. De appellanten stelden dat deze wijziging hen financieel benadeelde en dat er een afbouwregeling had moeten worden toegepast om de gevolgen van de wijziging te verzachten.

De rechtbank Groningen had in eerste aanleg de vordering van de appellanten afgewezen, met de overweging dat de roosterwijziging geen wijziging van primaire arbeidsvoorwaarden betrof die alleen met instemming van de werknemers kon worden doorgevoerd. Het hof bevestigde deze beslissing en oordeelde dat de wijziging van het rooster, hoewel het inkomen van de appellanten mogelijk was veranderd, niet als een schending van goed werkgeverschap kon worden aangemerkt. Het hof wees erop dat de ondernemingsraad had ingestemd met de wijziging en dat de appellanten de mogelijkheid hadden om extra uren te werken, zowel intern als extern.

Het hof concludeerde dat de appellanten niet voldoende hadden aangetoond dat de roosterwijziging hen financieel nadelig had beïnvloed. De grieven van de appellanten werden verworpen en het vonnis van de rechtbank werd bekrachtigd. De appellanten werden veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.092.477/01
(zaaknummer rechtbank Groningen 467262 CV EXPL 10-13998)
arrest van de eerste kamer van 19 augustus 2014
in de zaak van

1.[appellant 1],

wonende te [woonplaats],
hierna:
[appellant 1],

2. [appellant 2],

wonende te [woonplaats],
hierna:
[appellant 2],

3. [appellant 3],

wonende te [woonplaats],
hierna:
[appellant 3],

4. [appellant 4],

wonende te [woonplaats],
hierna:
[appellant 4],

5. [appellant 5],

wonende te [woonplaats],
hierna:
[appellant 5],

6. [appellant 6],

wonende te [woonplaats],
hierna:
[appellant 6],
appellanten,
in eerste aanleg: eisers,
hierna gezamenlijk te noemen:
[appellanten],
advocaat: mr. R.A. Severijn, kantoorhoudend te Utrecht,
tegen
Stichting Regionale Ambulancevoorziening Groningen,
gevestigd te Groningen,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
Ambulancezorg,
advocaat: mr. B.M.J. Pelzer, kantoorhoudend te Groningen.

1.Het geding in eerste instantie

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis van 12 mei 2011 van de rechtbank Groningen, sector kanton, locatie Groningen (hierna: de kantonrechter).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure is als volgt:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 4 augustus 2011,
- de memorie van grieven (met een productie),
- de memorie van antwoord (met als productie het procesdossier eerste aanleg).
2.2
Vervolgens hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest en heeft het hof arrest bepaald.
2.3
De vordering van [appellanten] luidt:
"
bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van de rechtbank Groningen, sector kanton, locatie Groningen, gewezen op 12 mei 2011 onder zaak/rolnummer 467262 CV EXPL 10-13998 te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het in eerste instantie gevorderde toe te wijzen en geïntimeerde te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding in beide instanties".

3.De feiten

Tegen de weergave van de vaststaande feiten onder overweging 1 (1.1 tot en met 1.5) is geen grief ontwikkeld. Nu ook anderszins niet is gebleken van bezwaren daartegen, zal het hof van die feiten hebben uit te gaan. Samen met hetgeen het hof als gesteld en niet (voldoende) betwist, als vaststaand aanneemt, gaat het om het volgende:
3.1
[appellanten] zijn in dienst bij Ambulancezorg als ambulanceverpleegkundige (appellanten 1 tot en met 3) of ambulancechauffeur (appellanten 4 tot en met 6). Zij verrichten hun werkzaamheden normaliter vanuit de ambulancepost in Veendam.
3.2
Op de arbeidsovereenkomsten zijn de bepalingen van de CAO voor het personeel in de Ambulancezorg (verder: de Cao) van toepassing.
3.3
Ambulancezorg is vanaf 2002 begonnen met het doorvoeren van nieuwe rooster bij de onder haar ressorterende posten, als eerste in Winschoten. In het Regionale Ambulanceplan 2005-2009 stond dat alle posten een ander rooster zouden krijgen
3.4
Ambulancezorg heeft met ingang van 1 oktober 2008 voor haar werknemers bij de posten Veendam en Sappemeer een wijziging in het werkrooster doorgevoerd. Vóór de roosterwijziging werkten [appellanten] op werkdagen in normale diensten van 08.00 uur tot 17.00 uur, gedurende 36 uren per week. Daarnaast golden voor iedere individuele werknemer de volgende bijzonderheden:
 vijf slaapdiensten door de week, verspreid over een cyclus van zes weken. Een slaapdienst bestond uit een gedeelte van 17.00-23.00 uur, waarbij de werknemer wakker moest zijn en paraat op de ambulancepost diende te verblijven, alsmede een gedeelte van 23.00 tot 08.00 uur, waarbij de medewerker op de ambulancepost moest verblijven, maar mocht slapen. In dit laatste gedeelte werd het slapen beloond met 30 % loonbetaling. Bij uitrukken vond volledige loonbetaling plaats, te vermeerderen met een op grond van artikel 3.15 Cao met overwerk vergelijkbare toeslag.
 Een piketdienst, eenmalig per cyclus van 6/8 weken. Tijdens de piketdienst verbleef de medewerker thuis en kon hij gedurende het gehele weekend, zowel dag als nacht, ad hoc opgeroepen worden voor uitrukken. Het thuis paraat zijn tijdens het weekend leverde een vergoeding op. De ritten zelf werden tijdens het weekend relatief hoog uitbetaald, vanwege onregelmatigheid- en overwerktoeslagen van 175 % op zaterdag en van 200 % op zondag. Bij het uitrukken van de ambulance werden eisers, als zij dienst hadden, vanuit huis opgeroepen. Zij troffen elkaar dan bij een van tevoren afgesproken punt, waarna zij naar de patiënt reden.
3.5
Per 1 oktober 2008 zijn de piketdiensten geschrapt en vervangen door parate diensten en aanwezigheidsdiensten. Bij beide wordt gewerkt vanuit de post. Gedurende aanwezigheidsdiensten mogen de werknemers ’s avonds bij geen inzet slapen. Bij parate diensten dienen zij wakker te blijven.
3.6
De ondernemingsraad van Ambulancezorg heeft in haar vergadering van 11 september 2008 goedkeuring verleend aan de roosterwijziging per 1 oktober 2008.
3.7
De voorwaarden waaraan het rooster moet voldoen worden opgesteld door de directie van Ambulancezorg, met inachtneming van de wettelijke regels daaromtrent. Bij elke roosterwijziging wordt door een roostercommissie van de betreffende post een aantal roostervoorstellen gedaan. Een roostercommissie van de post doet op basis van die voorwaarden bij elke roosterwijziging roostervoorstellen aan de sectormanager en de directie. Het rooster wordt voor instemming voorgelegd aan de ondernemingsraad en daarna door de directie goedgekeurd. De feitelijke invulling van het rooster (per periode van zes tot dertien weken) wordt gedaan door een planner. Hij vult de namen van de personeelsleden in in het rooster.
3.8
Het basissalaris van [appellanten] is na de roosterwijziging niet veranderd. De onregelmatigheidstoeslag in het basisrooster komt in de nieuwe regeling per maand aanzienlijk hoger uit dan onder het oude rooster, omdat er standaard meer onregelmatigheidsuren in het rooster zitten. Het staat werknemers vrij om in de nieuwe regeling zowel intern als extern extra diensten te draaien en Ambulancezorg stelt haar werknemers via e-mail op de hoogte van beschikbare diensten.
3.9
Een van de redenen om met ingang van 1 oktober 2008 de roosterwijziging in te voeren is gelegen in de invoering van de wettelijke aanrijtijd, de zogenaamde “15 minutennorm”, ter verbetering van de dienstverlening aan de patiënt.

4.De eerste aanleg en de grieven

4.1
Alhoewel [appellanten] op zichzelf wel instemmen met de roosterwijziging, zijn zij van mening dat de roosterwijziging slechts had mogen worden doorgevoerd met een afbouwregeling, nu zij ten gevolge van die wijziging met een aanzienlijke inkomensachteruitgang zijn geconfronteerd. Zij hebben aanspraak gemaakt op een dergelijke afbouwregeling en hebben daartoe aansluiting gezocht bij de regeling van artikel 4.5 Bijlage J van de Cao, waarin de gevolgen worden geregeld van de aanpassing van het dienstrooster aan de ATW-normen.
4.2
De kantonrechter heeft de vordering van [appellanten] afgewezen. Hij heeft daartoe allereerst overwogen dat het bij de roosterwijziging niet gaat om arbeidsvoorwaarden die slechts met instemming van [appellanten] zijn te wijzigen, zodat toetsing aan de criteria als vermeld in het arrest Mammoet/Stoof (HR 11 juli 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD1847) niet aan de orde is (overweging 4.3 van het beroepen vonnis). De kantonrechter is er vervolgens van uitgegaan dat [appellanten] hun vordering baseren op artikel 7:611 BW (handelen in strijd met goed werkgeverschap) en is tot de conclusie gekomen dat niet valt in te zien dat Ambulancezorg, als goed werkgever, de roosterwijzigingen slechts had mogen doorvoeren indien en voor zover zij een afbouwregeling had toegepast (de overwegingen 4.4 tot en met 4.6 van het beroepen vonnis). De kantonrechter overweegt tenslotte dat de regeling in de Cao, waarbij [appellanten] aansluiting hebben gezocht slechts was opgenomen in de Cao die gold van 1 april 2000 tot en met 1 april 2002 en is uitgewerkt. In de Cao die gold in de periode waarop de vordering van [appellanten] betrekking heeft, kwam een dergelijke regeling niet voor (overweging 4.7 van het beroepen vonnis).
4.3
[appellanten] zijn tevens veroordeeld in de proceskosten.
Met de grieven I en II komen [appellanten]. op tegen hetgeen de kantonrechter onder 4.3 en 4.6 van het beroepen vonnis heeft overwogen.
4.4
Grief III richt zich – zo begrijpt het hof – tegen het impliciete oordeel van de kantonrechter dat niet is komen vast te staan dat de roosterwijziging financieel nadelige gevolgen voor [appellanten] heeft gehad. In dat verband verwijzen [appellanten] naar de door hen bij de memorie van grieven overgelegde productie.
4.5
Grief IV richt zich tegen het eindoordeel van de kantonrechter en mist als zodanig zelfstandige betekenis.
4.6
Gief V richt zich tegen de veroordeling van [appellanten] in de proceskosten.

5.Beoordeling in hoger beroep

5.1
De eerste grief legt aan het hof de vraag voor of het voor 1 oktober 2008 geldende rooster en de daarbij behorende inkomsten moeten worden aangemerkt als arbeidsvoorwaarden. [appellanten] hebben in dat verband gewezen op een arrest van het hof te ‘s Hertogenbosch van 31-01-2012 (ECLI:NL:GHSHE:2012:BV2621). In die zaak zou, zoals blijkt uit de overwegingen van het hof, een gevolg van de (voorgenomen) roosterwijziging zijn dat de betrokken werknemers bij gelijkblijvende bezoldiging meer actieve uren moesten gaan maken dan onder het oude rooster het geval was.
Het reguliere aantal door [appellanten] te werken arbeidsuren en het daarop gebaseerde salaris is echter door de roosterwijziging niet veranderd. De roosterwijziging had slechts gevolgen voor het systeem van overwerk en onregelmatigheidsdiensten en de daarbij behorende vergoedingen. Nu niet is gesteld of gebleken dat [appellanten] onder het oude rooster aanspraak konden maken op onregelmatigheidsdiensten en/of overwerk, laat staan in welke mate, valt niet in te zien dat daarbij om primaire arbeidsvoorwaarden gaat die in beginsel slechts met instemming van de werknemer(s) zouden mogen worden gewijzigd. Het hof tekent daarbij nog aan dat de door [appellanten] bij inleidende dagvaarding als productie 1 overgelegde lijst laat zien dat het aantal piketuren dan wel overuren dat door [appellanten] werd gemaakt voor de roosterwijziging per werknemer (en) per maand (nogal) verschilde, zodat van een bestendig patroon allerminst kan worden gesproken.
5.2
Toetsing aan de criteria als vermeld in het arrest Mammoet/Stoof is derhalve niet aan de orde.
5.3
Krachtens het bepaalde in artikel 7: 611 BW dienen werkgever en werknemer zich over en weer als goed werkgever en werknemer te gedragen. Dat brengt onder meer mee dat een werknemer op redelijke voorstellen van de werkgever, die niet de primaire arbeidsvoorwaarden betreffen en hun rechtvaardiging vinden in verandering van omstandigheden ( door regelgeving of andere niet te veronachtzamen factoren), in het algemeen positief dient te reageren en deze alleen dient af te wijzen als aanvaarding daarvan redelijkerwijs niet zonder meer van hem kan worden gevergd.
5.4
Naar het oordeel van het hof was de door Ambulancezorg voorgestelde wijziging, gelet op de veranderde regelgeving, alleszins redelijk, hetgeen bevestiging vindt in het feit dat de ondernemingsraad daarmee heeft ingestemd. Nu enerzijds van een recht op piketdiensten en/of het verrichten van overuren geen sprake was en het aantal uren per maand sterk fluctueerde en anderzijds een hogere vaste onregelmatigheidsvergoeding aan [appellanten] is toegekend en aan hen de mogelijkheid wordt geboden, zowel intern als extern, nog overuren te maken, vermag het hof niet in te zien dat Ambulancezorg zich niet als een goed werkgever heeft gedragen door [appellanten] geen afbouwregeling aan te bieden. Daarbij merkt het hof nog op dat hetgeen [appellanten] opmerken (4.3.4 van de memorie van grieven) omtrent de Arbeidstijdenwet, gelet op het ter zake door Ambulancezorg gevoerde verweer, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet goed valt te begrijpen. De opmerking gaat slechts over de door de kantonrechter besproken mogelijkheid voor [appellanten] om extern extra uren te maken, terwijl Ambulancezorg en de kantonrechter het beide toch ook hebben over de mogelijkheid om intern over te werken. Overwerk betekent bovendien per definitie dat meer uren worden gemaakt dan de contractuele arbeidsduur die met de werkgever is overeengekomen.
5.5
Grief I is gegrond.
5.6
De grieven II en III behoeven derhalve geen bespreking.
5.7
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen behoeft de afbouwnorm waaraan [appellanten] hun vordering hebben gespiegeld evenmin nadere bespreking. Datzelfde geldt voor de grieven IV en V.
5.8
Geheel ten overvloede merkt het hof nog op dat de forse inkomensachteruitgang waarop [appellanten] hun vordering hebben gebaseerd, naar het oordeel van het hof onvoldoende is komen vast te staan.

6.Slotsom

De grieven treffen geen doel. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [appellanten] zullen, als de in het ongelijk te stellen partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep (salaris advocaat: 1 punt, tarief II).
Beslissing
Het gerechtshof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van 12 mei 2011, waarvan beroep;
veroordeelt [appellanten] in de kosten van de procedure in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Ambulancezorg begroot op € 284,- aan verschotten en op € 894,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat.
Dit arrest is gewezen door mr. K.E. Mollema, mr. J.H. Kuiper en mr. L. Groefsema en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 19 augustus 2014.