Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
te vernietigen de vonnissen van de Rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, thans rechtbank Overijssel, op 20 april 2011, 22 februari 2012, 24 oktober 2012 en 23 januari 2013 gewezen tussen appellant als eiser in verzet en geïntimeerde als gedaagde in verzet en opnieuw rechtdoende appellant te ontheffen van de veroordeling tegen hem uitgesproken bij vonnis van 20 april 2011 door voornoemde rechtbank, alsmede de vorderingen van geïntimeerde zoals opgenomen in de inleidende dagvaarding van 4 maart 2011 als zijnde ongegrond integraal af te wijzen, met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties".
"bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, geïntimeerde te veroordelen tot (terug)betaling aan appellant van hetgeen appellant aan geïntimeerde, op grond van het vonnis op 23 januari 2013 door de Rechtbank Oost-Nederland, thans rechtbank Overijssel, tussen partijen gewezen heeft betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de betaling door appellant tot aan de dag der algehele voldoening".
2.De verdere beoordeling
vermeerdering van eis
vaststaande feiten
Mr. [X] aan [Y] van het door [geïntimeerde] ingeschakelde deurwaarderskantoor, als volgt:
Op uw verzoek geeft ik u hierbij een toelichting op de overeenkomst van geldlening die op verzoek van de heren [geïntimeerde] en [appellant] is opgesteld.
Uw schrijven van 14 oktober jl. mocht ik in goede orde ontvangen en bericht als volgt.
€ 20,000,- heeft geleend, dat dit bedrag volledig zou zijn terugbetaald op 31 december 2006, maar dat terugbetaling achterwege is gebleven, dat hij om [appellant] en [B.V. A] een bedrag van € 20.000,- te kunnen lenen dit bedrag zelf heeft moeten lenen van Interbank en dat partijen zijn overeengekomen dat [appellant] en [B.V. A] ook de door [geïntimeerde] aan Interbank verschuldigde rente zouden voldoen.
23 januari 2013 heeft de rechtbank de vordering toewijsbaar geoordeeld tot een bedrag van
€ 27.345,69, te vermeerderen met de door Interbank vanaf 1 november 2012 door te berekenen contractuele rente. De rechtbank heeft [appellant] veroordeeld in de proceskosten.
bespreking van de grieven
de grieven 1 en 2komt [appellant] op tegen het oordeel van de rechtbank in het tussenvonnis van 24 oktober 2012 dat [geïntimeerde] is geslaagd in het hem opgedragen bewijs.
De rechtbank heeft het oordeel gebaseerd op de verklaringen van de getuigen [X], [geïntimeerde] (partijgetuige), [echtgenote] (echtgenote van [geïntimeerde]) en [appellant]
(partijgetuige). Deze getuigen hebben het volgende verklaard:
- [X]:
“Mijn man werkte destijds voor [failliete B.V. van A]. Op zekere dag kwam hij thuis met de mededeling dat er apparatuur moest worden gekocht, maar dat er geen geld voor was. Als er geld was konden ze weer verder. Ik weet dat er vervolgens gesprekken zijn geweest tussen de heren [X], [appellant] en mijn man. Ik ben bij die gesprekken niet aanwezig geweest en ik ben ook niet betrokken geweest bij de totstandkoming van het contract. Wel heb ik mijn man meerdere keren horen zeggen dat we geld zouden lenen aan [appellant] privé en niet aan de BV, om [appellant] te helpen. Uiteindelijk hebben wij geld geleend van de bank en dat aan [appellant] uitgeleend. Ik weet zo niet op welke rekening dat is overgemaakt. Ik neem aan op de privé rekening. Er werd vervolgens een paar keer rente betaald. Het kwam voor dat [appellant] bij ons thuis kwam en de rente contant betaalde. (…).”
“De totstandkoming van de lening was een initiatief van [geïntimeerde]. [geïntimeerde] kwam op een zeker moment met zijn adviseur [X]. Ik heb met [X] een gesprek gehad, daaruit bleek dat er voor de zaak geen mogelijkheden waren voor verdere financiering. Later kwam [geïntimeerde] met het idee: “Als wij nou eens een lening verstrekken.” Ik heb dat nooit aan [geïntimeerde] gevraagd. Dat is puur van hemzelf uitgegaan. In eerste instantie dacht ik dat ik dat niet moest doen. Uiteindelijk heb ik het geaccepteerd. U moet begrijpen dat [geïntimeerde] een personeelslid was, maar dat wij in feite als zakenpartners met elkaar omgingen. Hij wist van de hoed en de rand. Hij kon in alle papieren van de zaak kijken. Dat kwam ook omdat ik enige tijd ziek was geweest en [geïntimeerde] toen de zaken heeft behartigd. Tussen [geïntimeerde] en mij zijn de voorwaarden van de lening niet in detail besproken. Dit is in feit bij een kop koffie gebeurd. De leningsovereenkomst is door [X] opgesteld. Voordat de leningsovereenkomst werd opgesteld, heeft [X] daarover met mij geen contact gehad. De contacten over de overeenkomst vonden alleen plaats tussen [geïntimeerde] en [X]. Via de mail heb ik op een bepaald moment het contract van [X] ontvangen. Het geld van de lening was toen al overgemaakt. U houdt mij voor wat [X] hierover heeft verklaard. Ik blijf er bij dat ik niet met [X] heb gesproken over de inhoud van het contract voordat dit tot stand kwam. U vraagt mij waarom ik het contract niet heb getekend. Administratief ben ik wat chaotisch. Ik heb het contract na ontvangst vluchtig doorgelezen. Toen is mijn nog niet opgevallen dat in het contract stond dat ik persoonlijk aansprakelijk zou zijn. De reden dat ik het contract niet heb getekend, komt door het feit dat ik administratief chaotisch ben en ik het contract ook niet goed had gelezen. Het klopt dat mij een aantal malen is gevraagd het contract te ondertekenen, onder andere door de heer [X]. Het kan best zijn dat ik tegen [X] heb gezegd dat ik het contract zou ondertekenen. Dat wil echter nog niet zeggen dat ik bereid was om in privé aansprakelijk te zijn. Ik weet trouwens niet meer precies wat er toen allemaal besproken is. Het is lang geleden en er speelden toen vele andere dingen rondom mijn bedrijf. Ik weet echter wel heel zeker dat op geen enkel moment met mij is besproken dat ik in privé aansprakelijk zou zijn voor de terugbetaling van de lening, laat staan dat ik daarmee heb ingestemd. Dat ik persoonlijk ook geld heb overgemaakt naar [geïntimeerde] ter aflossing van de lening komt omdat ik mij toch wel enigszins aansprakelijk voelde. (…).”
€ 6.800,- heeft gedaan zonder daarbij aan te geven dat hij die betalingen onverplicht verrichtte.
Grief 3, die zich keert tegen deze overweging in het tussenvonnis van 24 oktober 2012, faalt dan ook.
grief 4komt [appellant] daar tegen op.
grief 5komt [appellant] op tegen het oordeel van de rechtbank in het tussenvonnis van 24 oktober 2012, dat de gevorderde buitengerechtelijke kosten (gedeeltelijk) toewijsbaar zijn. Volgens [appellant] heeft [geïntimeerde], anders dan de rechtbank overweegt, geen stukken overgelegd waaruit volgt dat hij meer of andere kosten heeft gemaakt dan die ter instructie van de zaak en ter voorbereiding van de procedure.
de grieven 6 en 7,die het hof tezamen zal behandelen, komt [appellant] tegen dit oordeel op.
Allereerst zijn de betalingen afkomstig van een privé-rekening van [appellant], niet van een rekening van [B.V. A], de vennootschap voor wie [geïntimeerde] zou hebben gewerkt;
Vervolgens verschillen de betaalde bedragen (steeds € 2.000,-) van de bedragen die met de aanvulling zouden zijn gemoeid.
Ten slotte bevat de omschrijving van de betaling geen enkele verwijzing naar de aanvulling van een uitkering.
In het licht van deze omstandigheden kan er niet van worden uitgegaan dat de betalingen deels betrekking hebben op de aanvulling van de uitkering van [geïntimeerde]. In zoverre slagen de grieven.
€ 20.501,21, te vermeerderen met de aan Interbank verschuldigde kredietvergoeding over
€ 19.343,21 vanaf 1 januari 2010 tot aan het tijdstip van voldoening van de vordering. [appellant] is zowel in eerste aanleg als in hoger beroep grotendeels in het ongelijk gesteld. De proceskostenveroordeling in eerste aanleg kan dan ook in stand blijven. In hoger beroep zal [appellant] worden verwezen in de proceskosten (geliquideerd salaris van de advocaat: 1 punt, tarief III).
grief 8, die zich keert tegen de toewijzing van de vordering