Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
heffingsambtenaarvan de
gemeente Westerveld(hierna: de heffingsambtenaar)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Westerveld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had de waarde van vier onroerende zaken, gelegen aan de [a-straat] te [L], vastgesteld op een lagere waarde dan door de heffingsambtenaar was bepaald. De heffingsambtenaar had de waarde per 1 januari 2010 vastgesteld op bedragen variërend van € 188.000 tot € 208.000, terwijl de rechtbank deze waarden had verlaagd naar bedragen tussen de € 130.000 en € 135.000. De heffingsambtenaar stelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de vastgestelde waarden te hoog waren. De belanghebbende, Stichting [X], voerde aan dat de waarde van de onroerende zaken op de waardepeildatum te hoog was vastgesteld en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de heffingsambtenaar niet aan zijn bewijslast had voldaan. Tijdens de zitting op 3 juni 2014 zijn beide partijen gehoord. Het hof oordeelde dat de heffingsambtenaar niet had aangetoond dat de waarden niet overeenkwamen met de waarde in het economische verkeer. Het hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en stelde de waarde van de onroerende zaken vast op de door de rechtbank bepaalde bedragen. De uitspraak werd gedaan op 5 augustus 2014.