ECLI:NL:GHARL:2014:607

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 januari 2014
Publicatiedatum
30 januari 2014
Zaaknummer
200.139.124-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot gesloten plaatsing van een jeugdige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg

In deze zaak gaat het om de machtiging tot gesloten plaatsing van de 13-jarige [appellant], die sinds 15 februari 2012 onder toezicht staat van Stichting Bureau Jeugdzorg Drenthe. De kinderrechter had op 4 december 2013 een machtiging verleend voor de uithuisplaatsing van [appellant] in een gesloten accommodatie, met als doel observatie en diagnostiek. [appellant] is in hoger beroep gegaan tegen deze beschikking, met het verzoek om deze te vernietigen en de stichting te veroordelen in de kosten van de procedure. Hij stelt dat de uithuisplaatsing niet noodzakelijk is voor zijn opvoeding en dat hij openstaat voor hulpverlening vanuit de thuissituatie.

De stichting heeft het verzoek van [appellant] bestreden en benadrukt de noodzaak van gesloten plaatsing vanwege de ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen van [appellant]. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 januari 2014 zijn zowel [appellant] als zijn ouders verschenen, evenals vertegenwoordigers van de stichting. Het hof heeft vastgesteld dat [appellant] zorgelijk gedrag vertoont, zoals diefstal en druggebruik, en dat zijn ouders niet in staat zijn om adequaat op zijn behoeften in te spelen.

Het hof heeft de verklaring van de gedragswetenschapper in overweging genomen, die instemde met de gesloten plaatsing en aangaf dat eerdere pogingen tot hulpverlening vanuit de thuissituatie niet succesvol waren. Gezien de ernst van de situatie en de gedragsproblemen van [appellant], heeft het hof geoordeeld dat de gesloten plaatsing noodzakelijk is om te voorkomen dat hij zich aan de zorg onttrekt. Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, waarmee de machtiging tot gesloten plaatsing is bevestigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.139.124/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/19/102181/FA RK 13-3135)
beschikking van de familiekamer van 28 januari 2014
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: [appellant],
advocaat: mr. K.B. Brouwer-Porte, kantoorhoudend te Westerbork,
tegen
Stichting Bureau Jeugdzorg Drenthe,
kantoorhoudend te Assen,
verder te noemen: de stichting,
verweerster in hoger beroep.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[belanghebbende 1],
en [belanghebbende 2],
beiden wonende te [woonplaats],
verder te noemen: de moeder en de vader dan wel gezamenlijk de ouders.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 4 december 2013, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 19 december 2013, is [appellant] in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. [appellant] verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en opnieuw beslissende het verzoek tot verlening van de machtiging uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie af te wijzen en de stichting te veroordelen in de kosten van deze procedure.
2.2
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 8 januari 2014, heeft de stichting het verzoek in hoger beroep van [appellant] bestreden.
2.3
Ter griffie van het hof is verder binnengekomen:
- op 31 december 2013 een brief van 24 december 2013 van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de raad) met de mededeling dat de raad geen nadere rapportage en/of adviezen heeft;
- op 10 januari 2014 een journaalbericht van 9 januari 2014 van mr. Brouwer-Porte met bijlage;
- op 9 januari 2014 een fax van 9 januari 2014 van de stichting met bijlagen, eveneens als brief binnengekomen op 10 januari 2014.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op maandag 13 januari 2014 plaatsgevonden. [appellant] is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat, die het woord heeft gevoerd aan de hand van door haar overgelegde aantekeningen. Namens de stichting zijn verschenen mevrouw J. Luttje (gezinsvoogd) en de heer R. Martens. Ook zijn verschenen de ouders van [appellant].

3.De vaststaande feiten

3.1
[appellant], geboren [in 2000], is de jongste zoon in een gezin met drie kinderen, allen jongens. De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over hem.
3.2
[appellant] staat sinds 15 februari 2012 onder toezicht van de stichting. Laatstelijk bij beschikking van 11 juni 2013 is de duur van de ondertoezichtstelling van [appellant] verlengd van 15 juni 2013 tot 15 februari 2014.
3.3
De stichting heeft op 21 november 2013 een indicatiebesluit genomen als bedoeld in artikel 6 lid 1 van de Wet op de jeugdzorg (verder te noemen “WJZ”). De stichting heeft verklaard dat zich hier een geval als bedoeld in het derde lid van artikel 29b WJZ voordoet. Een gedragswetenschapper, behorende tot een bij ministeriële regeling aangewezen categorie, die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht, heeft verklaard in te stemmen met deze verklaring van de stichting.
3.4
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank Noord-Nederland op 22 november 2013, heeft de stichting verzocht ter effectuering van het voornoemde indicatiebesluit een machtiging te verlenen tot plaatsing van [appellant] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg tot en met 14 februari 2014.
3.5
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de kinderrechter deze machtiging verleend met ingang van 4 december 2013 tot 15 februari 2014 met als doel observatie en diagnostiek.
3.6
[appellant] is op 16 december 2013 geplaatst te Hoenderloo in de Hoenderloo Groep.

4.De motivering van de beslissing

4.1
[appellant] kan zich met de verlening van de machtiging in de gesloten jeugdzorg niet verenigen. Hij voert aan dat een uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie op dit moment een stap te ver is en niet noodzakelijk in het belang van zijn opvoeding en verzorging. Hij mist in Hoenderloo zijn ouders en wil graag naar huis. [appellant] staat open voor onderzoek en hulpverlening, maar dan in de thuissituatie. Hij wijst erop dat hij en zijn ouders onlangs hun volledige medewerking hebben gegeven aan het leerproject, de taakstraf Tools4Y, dat [appellant] via het bureau taakstraffen heeft gevolgd en dat uitvoering van deze taakstraf mede door de coöperatieve houding van de ouders naar wens is verlopen. Er is volgens [appellant] dan ook geen aanleiding om aan te nemen dat hij en zijn ouders bij een onderzoek vanuit de thuissituatie, bijvoorbeeld een onderzoek via Accàre, niet zouden meewerken. Volgens [appellant] wordt er ten onrechte te veel gekeken naar de ervaringen van de stichting met zijn oudere broers. Hij benadrukt dat hij een andere persoonlijkheid heeft en dat hij een andere relatie heeft met zijn ouders dan zijn oudere broers. Dat een dergelijk onderzoek in het verleden bij een van zijn broers niet van de grond is gekomen en ook in beslotenheid moest plaatsvinden, is geen reden om [appellant] die kans niet te geven.
4.2
Ingevolge artikel 29a WJZ is [appellant] ontvankelijk in zijn hoger beroep.
4.3
Ingevolge artikel 29b lid 1 WJZ kan de kinderrechter op verzoek een machtiging verlenen om een jeugdige in een accommodatie als bedoeld in artikel 29k WJZ, het daarbij behorende terrein daaronder begrepen, te doen opnemen en te doen verblijven, ongeacht of de jeugdige daarmee instemt. Ingevolge artikel 29b lid 2 WJZ kan een machtiging voor een jeugdige die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt slechts worden verleend indien:
a. de jeugdige onder toezicht is gesteld,
b. de voogdij over de jeugdige berust bij een stichting, of
c. degene die, anders dan bedoeld onder b, het gezag over hem uitoefent, met de opneming en het verblijf instemt.
4.4
Een machtiging kan ingevolge artikel 29b lid 3 WJZ bovendien slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter de jeugdige ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen heeft die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de zorg die hij nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken. Ingevolge artikel 29b lid 4 WJZ kan een machtiging voorts slechts worden verleend indien de betrokken stichting een besluit als bedoeld in artikel 6 lid 1 WJZ heeft genomen, dat strekt tot verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder, en heeft verklaard dat zich een geval als bedoeld in het derde lid van artikel 29b WJZ voordoet. Deze verklaring behoeft ingevolge artikel 29b lid 5 WJZ de instemming van een gedragswetenschapper, behorende tot een bij ministeriële regeling aangewezen categorie, die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht.
4.5
Het hof wil vooropstellen dat in de verklaring van de gedragswetenschapper naar het oordeel van het hof - anders dan (de advocaat van) [appellant] heeft gesteld - , niet kan worden gelezen dat de gedragswetenschapper van mening is dat het door haar voorgestelde onderzoek ook vanuit de thuissituatie kan worden gerealiseerd en dat zij de aanvraag van de stichting tot gesloten plaatsing voor intensieve behandeling een stap te ver acht. De gedragswetenschapper geeft in haar verklaring van 3 december 2013 immers uitdrukkelijk aan in te stemmen met het verzoek van de stichting tot verlening van de machtiging uithuisplaatsing van [appellant] in
een gesloten accommodatiemet als doel gedegen onderzoek uit te voeren naar de eventueel aanwezige problematiek bij [appellant] en te bepalen welke behandelingsinterventies noodzakelijk zijn om hem op een positieve wijze te kunnen ondersteunen in zijn ontwikkeling naar (jong-) volwassenheid. Zij benoemt weliswaar in haar verklaring - nu moeder en [appellant] hebben aangegeven mee te zullen werken aan een psychologisch onderzoek - de mogelijke optie voor de stichting om een onderzoek op te starten vanuit de thuissituatie, maar concludeert vervolgens dat het op grond van haar ervaringen tijdens het gesprek met moeder en [appellant] voor haar moeilijk is om in te schatten in hoeverre de intenties tot medewerking oprecht zijn. Verder is in de verklaring van de gedragswetenschapper te lezen dat zij zich gezien eerdere faalervaringen met trajecten binnen het vrijwillige kader kan voorstellen dat de stichting geslotenheid verzoekt en zij ondersteunt deze keuze van de stichting dan ook door haar instemming te verlenen aan het verzoek tot gesloten plaatsing.
4.6
Op grond van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, is het hof van oordeel dat bij [appellant] sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de verzochte gesloten plaatsing noodzakelijk is om te voorkomen dat [appellant] zich aan de zorg die hij nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken.
Samen met de stichting maakt het hof zich grote zorgen om [appellant]. [appellant] vertoont op zijn
13-jarige leeftijd zorgelijk delinquent en risicovol gedrag, zoals diefstal, inbraak, verstrekken van (hard-)drugs, gebruik van drugs, liegen, spijbelen, pesten en intimideren, waarbij de ouders niet bij machte blijken te zijn om hun pedagogische vaardigheden af te stemmen op de ontwikkelingsbehoefte van [appellant].
Het hof neemt daarbij in overweging dat de ouders vanuit de thuissituatie - ondanks het zorgelijke risicogedrag van [appellant], enigszins vergelijkbaar met zijn oudere broers - niet de nodige stappen hebben genomen en niet zijn ingesprongen op de vanuit de school en de stichting gegeven handreikingen, zoals onder andere de ingezette hulp in de vorm van onderzoek en behandeling van Accàre-naschoolse deeltijd behandeling. Integendeel, uit de stukken blijkt dat de door de school (AOC Terra), de politie en de stichting gesignaleerde zorgen met betrekking tot het gedrag en de kringen waarin [appellant] zich begeeft noch met [appellant] noch met zijn ouders bespreekbaar waren en dat de pogingen in het afgelopen jaar om met [appellant] en zijn ouders tot een gezamenlijk gedragen plan van aanpak te komen niet tot resultaat hebben geleid. Ook het gegeven dat de moeder [appellant] heeft onttrokken aan school, onderzoek en behandeling om met hem in december 2013 te vluchten naar/ onder te duiken in Oostenrijk, omdat zij, zoals zij ter zitting heeft verklaard, overstuur was geraakt door het verzoek van de stichting, getuigt niet van inzicht in hetgeen [appellant] nodig heeft om zich op een positieve wijze te kunnen ontwikkelen naar (jong-) volwassenheid.
Het hof maakt uit de stukken en het verhandelde ter zitting dat de ouders op geen enkele wijze inzien dat hun handelen en de wijze waarop zij hun verantwoordelijkheid nemen voor de opvoeding (inclusief de emotionele opvoeding) van hun kinderen en ook hun (gesloten) gezinssysteem, mede oorzaak kunnen zijn voor de problemen van hun kinderen. Het hof acht de ouders dan ook op dit moment werkelijk niet in staat om op adequate wijze mee te werken aan een gedegen onderzoek van [appellant]. Gelet op de aard en ernst van zijn delinquent en risicovol gedrag, afgezet tegen zijn jeugdige leeftijd en de sterk bagatelliserende en verhullende houding die de ouders geneigd zijn daarbij aan te nemen, is het hof met de stichting overtuigd van de noodzaak om [appellant] los van zijn thuissituatie te kunnen observeren en onderzoeken, teneinde eventueel aanwezige problematiek bij [appellant] vast te stellen en te bepalen welke behandelingsinterventies noodzakelijk zijn om hem op een positieve wijze te kunnen ondersteunen in zijn ontwikkeling naar volwassenheid.
De omstandigheid dat de taakstraf van [appellant] bestaande uit 20 uren leerstraf Tools4Y positief is verlopen, geeft het hof geen aanleiding anders te oordelen, evenmin als het feit dat de oudere broers van [appellant], [A] en [B], inmiddels het huis uit zijn en, zoals de ouders stellen, geen invloed meer uitoefenen op [appellant].
5. Het hof zal daarom de beslissing van de kinderrechter waarbij deze machtiging heeft verleend tot plaatsing van [appellant] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg met als doel observatie en diagnostiek bekrachtigen.

6.De beslissing

Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 4 december 2013.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.A. Vermeulen, voorzitter, mr. J.D.S.L. Bosch en
mr. G.M. van der Meer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 28 januari 2014 in bijzijn van de griffier.