Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
€ 50.000,- bruto, die hem ook is uitbetaald.
Ik hebtoenniet gezegd: ‘Ik wil dat je uit de directie stapt, omdat je niet functioneert.’” (onderstreping hof) kan, anders dan [appellant] kennelijk bedoelt, niet worden afgeleid dat WTS [appellant] nimmer heeft aangesproken op zijn functioneren. De verklaring slaat evident terug op de vorige zin luidende: “
In de zomer van 2011 heb ik het één en ander bespreekbaar gemaakt door te spreken over opvolging” en ziet daarmee alleen op de zomer van 2011. Daarbij komt nog dat WTS heeft onderstreept dat [persoon 1] [appellant] in verband met zijn verwachte aanstaande pensionering de hand boven het hoofd heeft gehouden om hem een waardig afscheid te gunnen. In zoverre gaat de stelling van [appellant] niet op.
Na de verkoop van Worldwideworker in mei 2010 bespraken wij dat we nog 2-3 jaar zouden ‘knallen’ om WTS groot te maken en ‘verkoopklaar’.” mocht WTS in 2010 verwachten en erop vertrouwen dat [appellant] na twee tot drie jaar met werken zou stoppen, waarbij als vermoedelijke pensioneringsdatum zijn 65e verjaardag in november 2012 voor de hand lag. Het verweer van [appellant] dat deze uitlating niet zag op pensionering maar op het willen ‘cashen’ van de aandelen, zoals hij bij gelegenheid van de comparitie van partijen heeft verklaard, kan hem niet baten, nu gesteld noch gebleken is dat WTS dit aldus begrepen heeft dan wel heeft moeten begrijpen. Daarbij komt dat zonder toelichting, die ontbreekt, niet kan worden ingezien dat het voor het cashen van de aandelen noodzakelijk was dat [appellant] in dienstbetrekking werkzaam bleef. Dat de economische crisis tot een later tijdstip van beëindiging van de arbeidsovereenkomst zou moeten leiden, zoals het hof het standpunt van [appellant] verder begrijpt, ligt niet meteen voor de hand maar dat dit de gedachte van [appellant] was en dit voor WTS ook duidelijk was, is in elk geval niet komen vast te staan.
Ik heb na onze gesprekken genotuleerd dat jij nog niet weet of je op je 65e met pensioen wil.”. Voorts wijst [appellant] er op dat [persoon 1] heeft gezegd dat hij in de zomer van 2011 met [appellant] heeft gesproken over zijn opvolging. Dit ligt evenwel niet voor de hand nu [appellant] in november 2011 64 zou worden, zodat een veranderde rol in het jaar dat hij 64 wordt onmogelijk is, aldus [appellant]. Het hof overweegt dat uit het aangehaalde citaat uit het plan van 2011 niet zonder meer kan worden afgeleid dat [appellant] zou doorwerken ná het bereiken van de 65-jarige leeftijd. Niet gebleken is voorts dat [appellant] [persoon 1] dan wel de aandeelhouders(vergadering) heeft geïnformeerd wat zijn concrete plannen waren en zo ja, dat deze zouden inhouden dat hij nog twee jaar langer wilde werken. [appellant] miskent voorts dat niet [persoon 1] (alleen) bevoegd was om hem als statutair directeur te ontslaan maar dat dit de bevoegdheid was van de aandeelhoudersvergadering die daartoe met grote meerderheid (TCI), respectievelijk unaniem (WTS), heeft besloten. In het vorenstaande ligt besloten dat WTS niet hoefde te begrijpen dat [appellant] tot 1 januari 2015 door had willen werken, hetgeen de stelling van WTS onderbouwt dat zij, althans de aandeelhouders, haar klachten niet in een functioneringstraject expliciteerde omdat ze ervan uitging dat [appellant] toch bijna met pensioen ging. De omstandigheid dat er geen dossier opgebouwd, brengt dus niet mee dat sprake is van een voorgewende reden.
4.Slotsom
€ 6.526,-(2 punten x tarief VI)