Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
1 juli 2014
[Z](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Eindhoven(hierna: de Inspecteur)
1.Ontstaan en loop van het geding
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
4.Beoordeling van het geschil
- Belanghebbende handelt in mobiele telefoons. Van deze markt is algemeen bekend dat daarin fraude met omzetbelasting wordt gepleegd met behulp van zogenoemde plofbedrijven;
- Belanghebbende is daarvan ook zelf op de hoogte, nu [A] in 2001 en 2002 al betrokken is geraakt bij btw-fraude met mobiele telefoons en daarvoor strafrechtelijk is veroordeeld;
- Belanghebbende heeft in 2003 steeds nieuwe vennootschappen opgericht;
- Het is bekend dat zogenoemde plofbedrijven elkaar snel opvolgen. Toch wordt gehandeld met [E] die in korte tijd achtereenvolgens optreedt namens drie vennootschappen (respectievelijk tot eind maart 2003 namens [H] bv, mei/juni 2003 namens [I] bv en juli/augustus 2003 namens [F] (International bv));
- Volgens de inschrijvingen bij de Kamer van Koophandel zijn de drie hiervoor genoemde vennootschappen gevestigd aan de [a-straat] 830 te [L];
- De vennootschappen hebben verschillende bestuurders en aandeelhouders en [E] behoort daar niet toe;
- De facturen met het opschrift [F] en [I] bv vermelden hetzelfde adres;
- Er is geen persoonlijk contact geweest met [G]. Belanghebbende heeft slechts een kopie van (vermoedelijk) het identiteitsbewijs van [G] per fax ontvangen;
- [A] heeft tegenover de FIOD verklaard niet op de hoogte te zijn van het feit of [F] een eenmanszaak dan wel een besloten vennootschap is;
- Op het adres [a-straat] 830 te [L] is [F] noch [F] International bv gevestigd;
- Niet is vastgesteld dat [E] namens [F] International bv handelde.
“Zorgvuldigheid”,op pagina 10 van zijn verweerschrift in hoger beroep, welke luidt: “Ondanks het feit dat er diverse signalen zijn en belanghebbende op de hoogte is van het feit dat zich op de markt dubieuze afnemers begeven (…) valt uit het dossier niet af te leiden dat belanghebbende alles heeft gedaan dat redelijkerwijs binnen zijn mogelijkheden lag om te voorkomen dat hij door de intracommunautaire leveringen bij fraude betrokken geraakte.”
5.Proceskosten
6.Beslissing
1 juli 2014in het openbaar uitgesproken.