Uitspraak
[appellante],
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
heeft een "antwoord-akte uitlating over proceskostenveroordeling" genomen.
2.De verdere beoordeling
“In deze gevallen pleegt de rechter de kosten waarop de winnende partij recht heeft en die hij niet ten laste kan brengen van de in het ongelijk gestelde partij zelf, nu die geen partij blijkt te zijn, ten laste te brengen òf van de procureur, soms de advocaat, òf rechtstreeks ten laste van degene die de opdracht gaf, zoals bestuursleden van de niet bestaande rechtspersoon.”
Het hof leidt uit de wetsgeschiedenis af dat de rechter dient te kiezen (“of, of”) tussen een veroordeling van de opdrachtgever of de (proces)advocaat. De bepaling biedt geen ruimte voor de door [geïntimeerde] gevorderde (hoofdelijke) veroordeling van [bestuurder 2], [advocaat 1] en [advocaat 2].
Toen [advocaat 1] de appeldagvaarding liet uitbrengen, was [appellante] nog niet ontbonden. Toen hij namens [appellante] de memorie van grieven nam was dat al wel het geval en toen [geïntimeerde] haar memorie van antwoord indiende eveneens. [advocaat 1] heeft in het midden gelaten wanneer [bestuurder 2] hem precies heeft geïnformeerd over de ontbinding van [appellante]. Er kan dan ook niet van worden uitgegaan dat dit pas is gebeurd nadat de memorie van grieven of de memorie van antwoord is genomen. Door desondanks een processtuk in te dienen namens een non-existente procespartij dan wel door niet te voorkomen dat [geïntimeerde] met het nemen van een memorie van antwoord nodeloze proceskosten zou maken, heeft hij onzorgvuldig gehandeld. In zoverre is er in beginsel aanleiding hem te veroordelen in de proceskosten.
Voor [advocaat 2] ligt dat anders. [advocaat 2] heeft nadat [advocaat 1] zich had onttrokken en hij zich als advocaat had gesteld in zijn eerste processtuk duidelijkheid gecreëerd over de positie van [appellante].