Uitspraak
[appellant],
1.[geïntimeerde 1],
[geïntimeerde 1],
[geïntimeerde 2],
[geïntimeerden],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De verdere beoordeling
3.DE HUISZWAM (SERPULA LACRYMANS) EN BESTRIJDING
1. Kunt op basis van de waarneming en bevindingen van diverse deskundigen zoals die blijken uit hun rapportages ([deskundige 4], Schipper en Meijerink, [deskundige 3] en [deskundige 2]) met voldoende mate van zekerheid bevestigen of de door [deskundige 2] geadviseerde werkzaamheden redelijk en noodzakelijk waren ter bestrijding van de aangetroffen zwam en ter herstel van de door de zwam opgetreden schade. Wilt U daarbij zo gedetailleerd mogelijk te werk gaan.
2. Meer in het bijzonder: acht u de rapportage van [deskundige 2] voldoende verantwoord dat en waarom niet met minder vergaande wijze van bestrijding en herstel had kunnen worden volstaan.
3. Hoe beoordeelt u in dit licht de kritiek van deskundige [deskundige 4] op de rapportage van [deskundige 2] en de door hem voorgesteld wijze van aanpak, zoals die blijkt uit zijn (ongedateerde rapportage die als productie 1 bij de memorie van grieven) is overlegd?
4. Indien u het rapport van [deskundige 2] niet volgt, kunt u dan bij benadering een schatting maken van de minimale herstelkosten die volgens u in elk geval gemaakt hadden moeten worden.
grief 8) dat de aftrek 50% had moeten zijn. Een deugdelijke onderbouwing voor deze standpunten ontbreekt evenwel in het licht van de door het hof gevolgde rapporten van [deskundige 2] en [deskundige].
grief 7) dat ten onrechte deskundigenkosten zijn toegewezen, aangezien uit het rapport [deskundige 4] volgt dat de deskundigen niet deskundig waren. Nu echter het hof de rapportage van [deskundige 4] niet volgt, mist dit betoog feitelijke grondslag. Het hof verwerpt ook dit bezwaar.
het incidenteel appelbeklagen [geïntimeerden] zich over de afwijzing dan wel niet volledige toewijzing van een aantal schadeposten. Het gaat om:
grief I
grief II
grief III
grief IV
22 april 2014.