In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Zutphen, sector kanton, locatie Apeldoorn, van 5 december 2012. De zaak betreft een koop/aannemingsovereenkomst tussen [appellant] en [geïntimeerde] B.V. voor de levering en installatie van een patchkast en een brandmeld- en alarminstallatie. [appellant] heeft beide offertes ondertekend en voorschotten betaald, maar heeft vervolgens de facturen niet voldaan. [geïntimeerde] heeft daarop de overeenkomst ontbonden en vorderingen in reconventie ingesteld voor de bedragen die [appellant] verschuldigd was.
In eerste aanleg heeft de kantonrechter de vorderingen van [appellant] afgewezen en de vorderingen van [geïntimeerde] toegewezen. [appellant] is in hoger beroep gegaan met zeven grieven, waarbij hij zijn eis heeft verminderd. Het hof heeft vastgesteld dat de overeenkomsten zijn ontbonden en dat [appellant] gehouden is de door [geïntimeerde] gevorderde bedragen te betalen op basis van de ALIB-voorwaarden. Het hof heeft geoordeeld dat [appellant] niet heeft aangetoond dat de algemene voorwaarden niet van toepassing zijn en dat hij gehouden is de facturen te voldoen.
Het hof heeft de grieven van [appellant] verworpen, met uitzondering van de ingangsdatum van de wettelijke rente, die is vastgesteld op 12 september 2012. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd, behoudens de ingangsdatum van de wettelijke rente, en [appellant] in de kosten van het hoger beroep veroordeeld. De uitspraak is gedaan op 22 april 2014.