In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, waarbij de verdachte, geboren in Algerije in 1972, was veroordeeld voor het illegaal verblijf in Nederland. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 8 januari 2014. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 15 april 2014 uitspraak gedaan. De advocaat-generaal vorderde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, maar het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en zelf opnieuw recht gedaan.
De verdachte was in Nederland ongewenst verklaard op 4 april 2005, maar de raadsvrouw voerde aan dat de maximale duur van het inreisverbod inmiddels was verstreken en dat de terugkeerprocedure niet volledig was doorlopen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in 1994 asiel had aangevraagd, maar dat dit verzoek was afgewezen. De verdachte had meerdere keren in vreemdelingenbewaring gezeten en er waren pogingen ondernomen om hem uit te zetten naar Algerije, maar deze waren niet succesvol.
Het hof concludeerde dat de terugkeerprocedure voldoende was doorlopen en dat de verdachte geen geldige reden had om in Nederland te blijven. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht. Het hof heeft de artikelen 63 en 197 van het Wetboek van Strafrecht toegepast en de verdachte strafbaar verklaard voor het illegaal verblijf in Nederland, terwijl hij wist dat hij als ongewenst vreemdeling was verklaard.