Uitspraak
[appellante],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling in het incident
Tussen partijen zijn een koop- en huurovereenkomst tot stand gekomen als omschreven in rechtsoverweging 2.1 tot en met 2.3 van het vonnis waarvan beroep. Het hof zal uitgaan van de in die rechtsoverwegingen alsmede in de rechtsoverwegingen 2.4 tot en met 2.10 weergegeven feiten.
[appellante] heeft in eerste aanleg in conventie, samengevat, gevorderd [geïntimeerde] te veroordelen tot nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit de koop-/huurovereenkomst, onder meer bestaande in het opmaken van een zogenaamd asbestinventarisatierapport van het gehuurde alsmede een eindrapport na een eventuele sanering teneinde vast te stellen dat het gehuurde weer in gebruik kan worden genomen. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van [appellante] afgewezen. In reconventie heeft de voorzieningenrechter [appellante] veroordeeld tot betaling van de inmiddels verschenen en nog te verschijnen huurtermijnen vanaf april 2013.
[appellante] heeft inmiddels geen belang meer bij de door haar in eerste aanleg gevorderde voorzieningen, aangezien zij inmiddels tot buitengerechtelijke ontbinding en (voor zover vereist ook) tot vernietiging van de koop-/huurovereenkomst is overgegaan, en [geïntimeerde] zich bij de beëindiging heeft neergelegd. Omdat [geïntimeerde] geen gehoor heeft gegeven aan het bij sommatie gedane verzoek van [appellante] om over te gaan tot terugbetaling van al hetgeen [appellante] uit hoofde van de huur- en koopovereenkomst betaald heeft, en tot vergoeding van de schade van [appellante], heeft zij een bodemprocedure aanhangig gemaakt. Hierin vordert zij zowel de bekrachtiging van haar ontbinding/vernietiging van de huurovereenkomsten door middel van een verklaring voor recht, als (terug)betaling van al hetgeen zij heeft voldaan uit hoofde van de koop-/huurovereenkomst, alsmede vergoeding van haar schade.
Op grond van artikel 130 Rv is de eiser bevoegd zijn eis of de gronden daarvan schriftelijk, bij conclusie of akte ter rolle te veranderen of te vermeerderen. De gedaagde is bevoegd hiertegen bezwaar te maken, op grond dat de verandering of vermeerdering in strijd is met de eisen van een goede procesorde. Krachtens artikel 353 lid 1 Rv geldt dit ook in hoger beroep.
Inherent aan de mogelijkheid van eiswijziging in hoger beroep is dat de gewijzigde eis slechts door één feitelijke instantie, het gerechtshof, beoordeeld wordt. De enkele omstandigheid dat aan de (oorspronkelijk) gedaagde een feitelijke instantie wordt ontnomen, is derhalve op zich ontoereikend om een eiswijziging in hoger beroep in strijd met de eisen van een goede procesorde te achten. Bijkomende feiten en omstandigheden om hiertoe wel te kunnen concluderen zijn gesteld noch gebleken. Het hof tekent daarbij aan dat de vordering voortvloeit uit dezelfde rechtsverhouding als de oorspronkelijke vordering en dat hieraan materieel hetzelfde geschil ten grondslag ligt. Voorts zijn als gevolg van de gestelde ontbinding/vernietiging de omstandigheden in de visie van [appellante] gewijzigd en behoort zij in beginsel de mogelijkheid te hebben haar eis daarop aan te passen. Daarnaast heeft het hoger beroep mede een herstelfunctie en is het appellant in beginsel toegestaan zijn koers in het hoger beroep te wijzigen (ECLI:NL:HR:2010:BM3912). Derhalve zal het hof recht doen op de gewijzigde eis. De bezwaren die [geïntimeerde] aanvoert tegen de gewijzigde eis als zodanig, te weten dat [appellante] hierbij geen spoedeisend belang heeft en dat deze zich niet leent voor een kort geding, zullen bij de inhoudelijke beoordeling van de vordering aan de orde komen.
De slotsom
In de hoofdzaak
4.De beslissing in het incident
dinsdag 22 april 2014voor verder procederen
(beraad partijen).