Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
hof die beschikking, naar het hof begrijpt voor zover deze ziet op de beslissing dat de biologische vader kan worden ontvangen in zijn inleidend verzoek, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, te vernietigen en opnieuw te beslissen dat de biologische vader niet-ontvankelijk is in zijn verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling nu er geen sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen hem en het kind.
Verschenen zijn de moeder en de biologische vader, bijgestaan door hun advocaten, en de man. Namens de Raad voor de Kinderbescherming (verder te noemen: de raad) is in het kader van zijn adviserende taak de heer [namens de raad] verschenen.
3.De vaststaande feiten
hier van belang, iedere verdere beslissing aangehouden en de stukken in handen van de
raad gesteld met het verzoek een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheden om een omgangsregeling vast te stellen tussen de biologische vader en [kind] en de rechtbank dienaangaande te rapporteren en te adviseren.
4.De motivering van de beslissing
nader uiteengezet in dat verweerschrift, primair op het standpunt stelt dat de moeder
niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het beroep. Ter zitting van het hof heeft
de biologische vader aangegeven dat hij dit standpunt niet handhaaft en dat hij thans
Het hof is met partijen van oordeel dat de moeder kan worden ontvangen in het door haar ingestelde appel.
daarvan door de moeder, deze ook aannemelijk te maken. De biologische vader heeft daartoe gesteld dat hij en de moeder voornemens waren te gaan samenwonen, in verband met haar zwangerschap, en zich daartoe hadden ingeschreven bij een woningbouwvereniging.
Hij ontkent dat hij niets van het kind wilde weten en een abortus voorstond.
In deze brief komt onder meer naar voren dat de biologische vader heeft aangegeven dat abortus een optie was, maar dat de moeder dat niet wilde. Het hof heeft geen redenen om te twijfelen aan de juistheid van de inhoud van voornoemde brief, omdat de heer [vader van verzoekster] de brief niet in het kader van de onderhavige procedure heeft geschreven, maar naar aanleiding van het verzoek van de biologische vader aan de moeder om haar medewerking aan een DNA-onderzoek te verlenen.
De omstandigheid dat partijen in augustus 2011 twee keer een aanbod van Accolade voor een huurwoning hebben afgewezen, bevestigt in deze de verklaring van de moeder dat partijen zich niet hebben ingeschreven voor een huurwoning in verband met de zwangerschap of een voorgenomen gezinsleven.
van een voorgenomen gezinsleven. De moeder heeft aangevoerd dat de Facebook correspondentie duidelijk afkomstig is van twee jonge mensen die zich nog niet gerealiseerd hebben wat de zwangerschap voor gevolgen zou hebben. Het hof stelt voorop in het algemeen weinig, althans geen doorslaggevende waarde te hechten aan uitlatingen gedaan in de social media. De gedane uitlatingen zijn gedaan in de periode dat partijen er net achter waren gekomen dat de moeder ongepland zwanger was geraakt. Partijen moesten nog hun weg vinden in de onverwacht veranderde situatie. Het hof ziet de op Facebook geplaatste teksten in dit licht en leidt er geenszins uit af dat er sprake was van een voorgenomen gezinsleven. Het door de biologische vader aangevoerde is daartoe, mede gelet op de betwisting door de moeder, onvoldoende.
mede gelet op de betwisting door de moeder, onvoldoende.
Nog voordat zij op 21 september 2012 met hem in het huwelijk is getreden, heeft de man
het kind waarvan de moeder zwanger was, wetende dat hij niet de biologische vader was, erkend. Dit bevestigt de stelling van de moeder dat zij niet voornemens was om met de biologische vader en [kind] een gezin te vormen.
5.De slotsom
6.De beslissing
19 juni 2013, voor zover aan hoger beroep onderworpen;
mr. I.A. Vermeulen, bijgestaan door mr. S.C. Lok als griffier, uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 1 april 2014.