In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 maart 2014, staat de vraag centraal of de werkneemster, hierna aangeduid als [appellante], gehouden kan worden aan een door haar ondertekende overeenkomst met een payrollbedrijf, terwijl zij feitelijk werkzaam bleef bij haar oude werkgever, Het Stamineke B.V. De zaak betreft een spoedappel in het arbeidsrecht, waarbij [appellante] in eerste aanleg een vordering tot wedertewerkstelling en loonbetaling had ingesteld. De voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Nederland had deze vorderingen afgewezen, met de overweging dat [appellante] geen spoedeisend belang had bij haar loonvordering, maar wel bij haar vordering tot wedertewerkstelling.
In hoger beroep heeft het hof de procedure en de grieven van beide partijen beoordeeld. Het hof oordeelt dat [appellante] wel degelijk spoedeisend belang heeft bij haar loonvordering, gezien de financiële gevolgen van een vermindering van haar loon bij arbeidsongeschiktheid. Het hof stelt vast dat er een gerede kans bestaat dat de bodemrechter zal oordelen dat er nog steeds sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen [appellante] en Het Stamineke, ondanks de ondertekening van de overeenkomst met het payrollbedrijf Mutua Fides. Het hof wijst erop dat de werkgever zich met zorgvuldigheid moet vergewissen of de werknemer de consequenties van de ondertekening van een nieuwe overeenkomst heeft ingezien.
Het hof vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter en wijst de vorderingen van [appellante] toe, met inachtneming van de verplichtingen van de CAO Horeca en aanverwante bedrijven bij arbeidsongeschiktheid. Het Stamineke wordt veroordeeld tot doorbetaling van het loon van [appellante] en tot wedertewerkstelling zodra zij in staat is haar werkzaamheden te hervatten. Tevens worden de kosten van de procedure aan Het Stamineke c.s. opgelegd. Dit arrest is gewezen door de rechters K.E. Mollema, M.E.L. Fikkers en A.M. Koene en is openbaar uitgesproken op 25 maart 2014.