B. Op 5 september 1997 is de oma van de vrouw overleden. De oma van de vrouw heeft blijkens haar laatste testament tot erfgenamen benoemd voor twee/derde gedeelte haar zoon [A] (comparant sub 1) en voor één/derde tezamen en voor gelijke delen de vrouw (comparant sub 3) en de zuster van de vrouw (comparant sub 2). De oma van de vrouw heeft verder de woning met toebehoren (zoals hierna onder A. en B. in de aangehaalde tekst omschreven met de toenmalige kadastrale aanduidingen) gelegateerd aan de vrouw en haar zus.
Ten slotte heeft de oma van de vrouw een uitsluitingsclausule opgenomen in haar testament, luidende als volgt: “Ik bepaal dat al hetgeen mijn erfgenamen uit mijn nalatenschap verkrijgen niet zal vallen in enige gemeenschap waarin zij mochten zijn gehuwd of mochten huwen, noch betrokken zal worden in enige verrekening.”
De erfgenamen zijn bij notariële akte van 4 mei 1998 overgegaan tot het afgeven van het legaat van de woning aan de vrouw en haar zus, waarna dezen de woning hebben toegedeeld aan de vrouw onder de verplichting aan haar zus wegens overbedeling een bedrag van
ƒ 182.500,- te betalen. Deze notariële akte houdt – voor zover hier van belang – daarover het volgende in:
“Ter uitvoering van het legaat in voormeld testament sub II vermeld leveren de comparanten sub 1, 2 en 3 aan de comparanten sub 2 en 3, ieder voor de helft, die in eigendom aanvaarden:
A. het woonhuis met erf en tuin te [woonplaats], plaatselijk bekend [adres 1], kadastraal bekend gemeente Beesd, sectie [..........] samen groot negen are zeventien centiare,
B. een perceel grond met de daarop staande hooiberg met veestalling en erf nabij [adres 1] te [woonplaats], kadastraal bekend gemeente Beesd sectie [..........] groot eenendertig are twintig centiare
(…)
VERDELING/LEVERING
De comparanten sub 2 en 3 zijn vervolgens overeengekomen voormelde onroerende zaken toe te delen aan de comparante sub 3, ter uitvoering van welke overeenkomst de comparanten sub 2 en 3 leveren aan de comparante sub 3 die in eigendom aanvaardt:
de hiervoor sub A en B vermelde onroerende zaken.
GERECHTIGHEID/KWIJTING
De comparanten sub 2 en 3 zijn tezamen ieder voor de onverdeelde helft gerechtigd in voormelde onroerende zaken. De onroerende zaken zijn door de Heer C.M. van den Berg, makelaar-taxateur te Leerdam gewaardeerd op DRIEHONDERD VIJFENZESTIG DUIZEND GULDEN (ƒ 365.000,--). Door de toedeling van voormelde onroerende zaken aan de comparante sub 3 heeft zij een overbedelingschuld aan de comparante sub 2 van EENHONDERD TWEEENTACHTIGDUIZEND VIJFHONDERD GULDEN
(ƒ 182.500,--). De comparante sub 3 heeft voormelde schuld wegens overbedeling voldaan door storting op een van de rekeningen van mij, notaris. De comparante sub 2 verleent kwijting voor de ontvangst van gemeld bedrag van EENHONDERD TWEEENTACHTIGDUIZEND VIJFHONDERD GULDEN (ƒ 182.500,--).”
C. Blijkens een akte van hypotheek die eveneens op 4 mei 1998 is verleden, zijn partijen samen een hypothecaire geldlening van ƒ 200.000,- aangegaan en heeft de vrouw tot zekerheid van onder meer de betaling van deze hoofdsom en de rente daarover een recht van hypotheek op de woning gevestigd ten behoeve van de schuldeiser.