3.1De door de kantonrechter in het vonnis van 19 juni 2012 onder a. tot en met n. vastgestelde feiten zijn tussen partijen niet in geschil. Het volgende staat vast.
a. [geïntimeerde] en [appellante] zijn professionele autohandelaren gevestigd in Nederland respectievelijk België. Op of omstreeks 14 juni 2010 had [geïntimeerde] een personenauto te koop staan - onder meer op haar website - van het merk Lexus, type Sedan 4.6 Benzine President 3MM RE, met het kenteken [kenteken] (hierna: de auto). De vraagprijs was € 58.855,-.
b. Op 14 juni 2010 heeft een telefoongesprek plaatsgevonden tussen de heer [X] namens [geïntimeerde] en de heer [Y] namens [appellante] waarin een koop van deze auto door [appellante] is besproken. In dit telefoongesprek is ook over de BPM gesproken en over het in mindering brengen daarvan op de verkoopprijs van € 53.500,-.
c. Daarop heeft [X] namens [geïntimeerde] een standaard koopcontract ingevuld en dit via mail aan [appellante] gezonden. In dit contract staat onder meer vermeld:
"Totaal te betalen inclusief BTW/BPM in € 53.500,00
Prijs- en productaanpassingen voorbehouden.
Op de uiteindelijke factuur wordt rest-BPM á € 16.717,00 in mindering gebracht.
Uiteindelijk factuurbedrag word 53.500,00 -/- 16.717,00 = € 36.783,00
E.e.a. is gevolg van beperking ordersysteem, waarvoor excuses."
[appellante] heeft het contract ondertekend geretourneerd.
d. In voormeld contract zijn de ‘Algemene voorwaarden zakelijke markt van BOVAG
autodealers en BOVAG onafhankelijke autobedrijven’ van toepassing verklaard, waarin onder meer de volgende bepalingen zijn opgenomen:
"Artikel 3 - Totstandkoming van de overeenkomst
(...)
2. Mondelinge toezeggingen of afspraken door of namens de verkoper/reparateur gedaan of gemaakt, zijn slechts bindend indien en voor zover deze schriftelijk zijn bevestigd. (...)
(...)
Artikel 11 — Betaling
1. Tenzij partijen schriftelijk uitdrukkelijk anders zijn overeengekomen, dient betaling van de totale overeengekomen prijs zonder verrekening, inhouding of opschorting door de wederpartij voor levering te hebben plaatsgevonden, dan wel contant bij aflevering. (...)"
e. Op 14 juni 2010 heeft [appellante] een bedrag van € 36.783,- aan [geïntimeerde] voldaan.
f. Op de factuur d.d. 15 juni 2010 is een bedrag van € 16.717,- in mindering gebracht aan rest BPM op de vermelde koopsom van € 53.500,-, waarna de factuur sluit op € 36.783,-.
g. Op 16 juni 2010 is de auto door twee medewerkers van [appellante] bij het bedrijfspand van
[geïntimeerde] te [vestigingsplaats 2] opgehaald en rijdend naar België vervoerd.
h. Op 17 juni 2010 heeft [appellante] een Belgische ‘Aanvraag tot inschrijving van een voertuig’ ingediend, welk document op 17 juni 2010 door de Belgische douane is afgestempeld.
i. [appellante] heeft de auto doorverkocht aan haar opdrachtgever/klant, bij wie [appellante] de auto op 18 juni 2010 heeft neergezet.
j. Per fax van 24 juni 2010 heeft [appellante] de Belgische ‘Aanvraag tot inschrijving van een
voertuig’ d.d. 17 juni 2010 aan [geïntimeerde] toegezonden.
k. Op 26 juni 2010 is de auto door de klant van [appellante] vanuit België naar Japan
geëxporteerd.
1. Per e-mail d.d. 9 augustus 2011 heeft [appellante] aan [geïntimeerde], voor zover relevant, bericht:
"Aan de hand van in bijlage gevoegde documenten kan u de nodige bewijzen leveren (voor teruggave BPM) dat het voertuig geëxporteerd is. Onze klant heeft namelijk de wagen naar Japan uitgevoerd."
m. Per e-mail d.d. 11 augustus 2011 heeft [appellante] aan [geïntimeerde] laten weten, voor zover
relevant:
"Wij hebben gisteren (10/08/2010) nogmaals contact opgenomen met onze klant aangaande het Belgisch registratiebewijs. Deze kan ons dit bewijs niet leveren en hij bevestigde ons dat het voertuig niet in België is ingeschreven en dat dit ook niet meer kan, daar het voertuig reeds verscheept is naar Japan (...)"
n. [geïntimeerde] heeft de BPM van € 16.717,00 zonder bewijs van registratie in België niet van de Nederlandse Belastingdienst kunnen terugvorderen.