In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 januari 2014, gaat het om een incident tot tussenkomst en voeging door erfgenamen van een overleden executeur testamentair. De eiseressen, erfgenamen van de op 3 oktober 2004 overleden [A], vorderen toelating tot tussenkomst in een hoger beroep dat is ingesteld door de erfgenamen van de op 29 maart 2011 overleden [B]. De curator, mr. [de curator], die optreedt in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Ceramicas B.V., verzet zich tegen deze vordering. Hij stelt dat de eiseressen na het overlijden van executeur [B] zelf hoger beroep hadden moeten instellen, wat zij hebben nagelaten. Het hof oordeelt dat voor tussenkomst vereist is dat de derde een belang heeft om benadeling of verlies van een recht te voorkomen, terwijl voor voeging voldoende is dat een ongunstige uitkomst voor de partij aan wier zijde de derde zich voegt, de rechtspositie van de derde nadelig kan beïnvloeden. Het hof concludeert dat de eiseressen niet kunnen tussenkomen, omdat zij na het overlijden van [B] niet tijdig hoger beroep hebben ingesteld. De vorderingen van de eiseressen worden afgewezen, en zij worden veroordeeld in de kosten van het incident. De zaak wordt verwezen naar de rol voor memorie aan de zijde van de gevoegde partij, waarop de curator nog mag antwoorden. Het arrest is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.